Toen de buitenwijken tot de binnenste grachtenring door de Duitsers waren prijsgegeven, kregen wij opdracht het centrum te verlaten. De noordwand van de Grote Markt stond in brand en een snelvuurkanon schoot lichtspoormunitie over de brug welke wij moesten passeren. Met twee stel kleren over elkaar en zoveel mogelijk bagage namen wij afscheid van ons huis. Moeder droeg een klein koffertje waarin zij haar restjes wol bewaarde, een kostbaar bezit in die tijd. Twee bezemstokken met slopen, waren onze witte vlaggen; het was een dreigend en onwerkelijk aandoend geheel.
Achter ons zagen we de vlammen van de brandende huizen aan de Grote Markt, voor ons de lichtspoorkogels en aan beide zijden van de straat grimmige militairen die fanatiek, heldhaftig of angstig waren. Halverwege de straat voltrok zich de ramp. De deksel van moeders koffertje klapte open en een lawine van kaartjes en bolletjes wol vielen voor de voeten van een soldaat.
“Doorlopen”, riep vader, “laat liggen!” Onverstoorbaar ging moeder voor de soldaat door de knieën en begon haar kostbaarheden te verzamelen. Wat vader ook riep, moeder ging door met zoeken tot ze het laatste kaartje tussen de soldatenlaarzen had opgevist en in haar koffertje had gedaan. Het gebeuren bracht bij de soldaten enige ontspanning, er kon weer een lachje af. Na gezwaai met onze vlaggen werd het schieten bij de brug even onderbroken. Wij staken de gracht over en waren in veiligheid; zelfs de wol was gered.
* Dit verhaal is onderdeel van: Bevrijd! Kleine grote herinneringen aan de bevrijding Een project van Oorlogs- en verzetcentrum Groningen.