Damster Piet Nienhuis herinnert zich de ochtend van 23 april 1945 als de dag van gisteren. “We schuilen met z’n vijven in de kleine lage kelder onder de winkel. Onophoudelijk granaatvuur. Een gierende granaatinslag vlakbij, aan de overkant van het amper vijf meter brede straatje, vallend puin, rinkelend glas. Daarna is het stil, doodstil.” Het bleek de stilte voor de storm.
Heftige gevechten
Het noordelijk deel van Appingedam werd op die 23e april 1945 bevrijd door de Canadezen. Maar dat betekende niet dat de gevechten over waren. De Canadezen waren op weg naar Delfzijl, het laatste bolwerk van de Duitse bezetter. De Duitse troepen verdedigden zich met hand en tand. Het gebied rondom Delfzijl en ook Appingedam komt hevig onder vuur te liggen.
Vanaf de Duitse kustbatterijen werd ’s nachts onophoudelijk op de stad geschoten en de Canadezen vuurden terug. Vanaf boten op de Eems en vanuit Emden werd met scheepsgeschut geschoten, de Duitse kanonnen bij Fiemel en Nansum bombardeerden Appingedam constant. Veel Damsters hadden de situatie zien aankomen, pakten hun vluchtkoffer en vertrokken.
Evacuatie
Uiteindelijk werd de situatie in Appingedam onhoudbaar. De Canadese commandant gaf de opdracht om de gehele burgerbevolking, ongeveer 7000 mensen, te evacueren. Veel Damsters vertrokken te voet, zonder eten en vaak ook zonder bagage. Langs de noordkant van het Damsterdiep, langs de route die veel evacués namen, lag een mijnenveld. Verschillende bruggen waren opgeblazen, wat de tocht verder bemoeilijkte. De inwoners van Appingedam zochten onderdak bij familieleden of werden opgevangen in boerenschuren bij onbekenden.
Nienhuis: “We lopen in een groepje vluchtelingen langs het Damsterdiep naar Ten Boer, een afstand van ongeveer twaalf kilometer. Bij Garrelsweer deelt een boer volle vette melk uit, het is nog lauw, vers van de koe. M’n moeder krijgt een plaatsje in de bak van een legervoertuig richting Groningen. Vader en ik lopen door naar Ten Boer. Daar is transport geregeld voor mensen die familie hebben in Groningen.”
Ravage
Tien dagen lang is Appingedam dan een spookstad waar branden oplaaien, puinhopen roken en straten bezaaid liggen met rommel. Toen de bewoners na de bevrijding van Delfzijl op 2 mei 1945 terug mochten keren, troffen ze een ravage aan. Gebombardeerde, uitgebrande of beschadigde woningen, die bovendien soms geplunderd waren door de strijdende partijen.
“Ons huis staat er nog, maar het is wel gehavend,” vertelt Nienhuis. “Vrijwel alle ruiten zijn gesprongen, rondom het huis kapotte dakpannen en steengruis. In huis is het een grote bende. Moeders povere sieraden waren onaangeroerd. Wel lagen verspreid in huis bundeltjes kleren, meegenomen uit de woning van de buren en in ons huis kennelijk ingeruild voor betere waar.”