De synagoge van Appingedam. Foto via Stichting Oude Groninger Kerken

De Joodse inwoners van Appingedam

Al in de vijftiende eeuw vestigden zich Joodse inwoners in de stad Appingedam. Zij waren niet altijd even welkom. In de achttiende eeuw waren veel van hen werkzaam in de porseleinindustrie. De gemeenschap bloeide en in 1801 werd er een synagoge gesticht. Van de 82 Joden die in 1942 in Appingedam woonden, overleefden slechts zes de oorlog. 

De synagoge in Appingedam is de oudste van de provincie Groningen en werd in 1801 gebouwd. De stad kende destijds al bijna drie eeuwen Joodse bewoners. Zij waren niet altijd even welkom. In 1654 diende het stadsbestuur van Appingedam een verzoek in bij de synode van de protestantse gemeente: “... om op te treden tegen ‘d’aenwassinge ende grouwlicke woecker der joden in hare plaetse.”

Zes keizers gulden

Vanaf de veertiende eeuw zijn er verhalen bekend van Joden die zich in dit gebied gevestigd hadden. De eerste officiële vermelding van Joden die zich in Appingedam vestigden, gaat over de Praagse Joest Muesken de Joede en zijn vrouw Rachel en kinderen die in 1536 een vestingvergunning kreeg om zes jaar lang in Appingedam te mogen wonen, tegen betaling van ‘zes keizers gulden’ per jaar.

In de loop der jaren vestigden zich meer Joodse gezinnen in het stadje. Dit was het stadsbestuur een doorn in het oog. Het drong er in de zeventiende eeuw bij het provinciale bestuur op aan maatregelen te nemen om de Joden weg te werken ‘nu hyr ende daer in dese provincie beginnen in te krupen’.

Porseleinindustrie

In de achttiende eeuw begon het aantal Joden pas echt te groeien door aanwas van buitenaf. Aan het eind van de achttiende eeuw woonden er zo’n 100 Joden in Appingedam. Deze toename rechtvaardigde de bouw van een eigen synagoge. Voorheen werden de diensten gehouden in een huissynagoge. Ook werd een eigen begraafplaats ingericht.

De Joodse inwoners van Appingedam hadden beroepen als veehandelaar, slachter en slager, maar ook stukadoor of koopman. Opvallend genoeg waren er veel Joodse Damsters werkzaam in de porseleinindustrie. Toch hadden de meesten van hen het niet breed. Vandaar dat zij zelf, uit vrees voor nog meer concurrentie in de porseleinhandel, in 1780 de stadsraad verzochten om niet nog meer Joden toe te laten.

Tweede Wereldoorlog

In de negentiende eeuw bleef het aantal Joodse inwoners groeien tot zo’n 300. Daarna nam dat aantal als gevolg van de veranderende sociale en economische omstandigheden af. Van de 82 Joden die medio 1942 nog in Appingedam woonden, overleefden er slechts zes de oorlog. De andere 76 werden in de vernietigingskampen in Auschwitz en Sobibor om het leven gebracht. De jongste was nog geen anderhalf, de oudste was 82 jaar.

Op 10 juli 1942 werden de eerste Joodse inwoners van Appingedam naar Westerbork gedeporteerd, waaronder twee jongens van 18 jaar. Vanaf het najaar 1942 tot het voorjaar 1943 volgden nog zeven deportaties. Als laatsten werden in april 1944 Andries en Johanna Hart en hun zoon Raphaël gedeporteerd, na verraad op hun onderduikadres.

Sara Kirby-Nieweg, de laatste overgebleven Joodse Damster