Van zolder naar museum: Niet weggooiendag in Oorlogsmuseum Middelstum

30 april 2022 - De inmiddels traditionele ‘Niet Weggooiendagen’ zijn in 2022 voor het eerst ook de provincie in gegaan. Het Oorlogsmuseum Middelstum van verzamelaar en kenner Ties Groenewold bleek een waardevolle stop te zijn, want vele bezoekers wisten hun weg ernaartoe te vinden. Ze brachten indrukwekkende verhalen, documenten en voorwerpen mee.

Al meteen aan het begin van de middag brengt mevrouw Piëst (89 jaar) uit Haren een keurig getypt verhaal met daarin enkele oorlogsverhalen van haar echtgenoot. Zelf zegt ze niet erg veel herinneringen te hebben, maar als ze begint te vertellen, komen er vanzelf weer beelden bovendrijven. ‘Ik ben geboren in Giekerk in Friesland. Mijn vader heeft in de oorlog nog in de gevangenis in Leeuwarden gezeten. Hij was verraden door een schoolvriend. Maar wat hij had gedaan, weet ik niet. Ze praatten er nooit over. Ik weet nog dat we in de hongerwinters elke dag extra eters aan tafel hadden, uit Holland. En er is een keer een vlieger achter ons huis neergekomen. De piloot had een grote snee in zijn hoofd en ik stond er met mijn neus bovenop. Later ben ik de zorg in gegaan, dat zal geen toeval zijn geweest!’

Foto: Stella Dekker
Foto: Stella Dekker

Spannende kaart

Meneer Ophuis (76 jaar) uit Uithuizermeeden brengt een fascinerende kaart mee. Het gaat om een plattegrond van Noord-Groningen, waarop heel zorgvuldig een aantal kleur- en lettercodes zijn aangebracht. ‘Mijn vader Frederik heeft in het verzet gezeten, dat weet ik wel. Bij de bevrijding zat hij bij de BS [Binnenlandse Strijdkrachten] en er was iets met spionagedienst, maar hij vertelde nooit wat. Na de oorlog is hij nog een tijdje bewaker geweest van het interneringskamp De Slikken, waar ze de NSB’ers opsloten. Daarna is hij zes jaar in Nederlands-Indië geweest, bij de genietroepen. Hij heeft daar ook nooit iets over verteld, behalve dan dat de Indonesiërs sneeuw kapok noemden, katoenpluis. Achteraf was hij, toen hij terugkwam, zwaar overspannen. Hij is nooit meer de oude geworden.’
De kaart vond Ophuis onderin een doos. ‘Die vonden we na zijn overlijden. Er zit ook een foto in van het personeel van De Slikken.’ Ties Groenewold buigt zich over de kaart. ‘Ik zie dat de omgeving van Uithuizen, Roodeschool en Bierum is verdeeld in vlakken. En bij sommige plaatsen staan kleurcodes en vlaggetjes.’
Ophuis: ‘We zijn er wel eens mee bezig geweest: we vermoeden dat er op de aangegeven adressen misschien NSB’ers hebben gewoond. Hier bijvoorbeeld, aan de Oudenielandsterweg bij Oudeschip.’ De lettercombinaties laten echter niets los en ook de kleuren spreken allerminst voor zich. Een kaart die gebruikt is door het verzet? Om posities door te geven aan de geallieerden? Het moet waarschijnlijk voor altijd een raadsel blijven, maar de kaart spreekt zeker tot de verbeelding.

Zeep en verhalen

De zussen Jantje en Elly Rollema brengen een deel van de nalatenschap van hun vader, Lourens Rollema. ‘We weten niet waar we ermee naartoe moeten. Hij is altijd een heel actief verzamelaar geweest van alles wat met de oorlog te maken had. Hij is in 1926 geboren in Overschild en werkte in de oorlog als elektricien en metaalbewerker; een onmisbaar beroep en dus hoefde hij niet meteen naar Duitsland. Bij een joodse schoenmarker in Appingedam moest hij, nadat het gezin was gedeporteerd, de elektriciteit afsluiten. Hij heeft toen de schoenmakershamer, die er nog lag, meegenomen. Jaren later heeft hij ervoor gezorgd dat nabestaanden van de familie de hamer weer terugkregen.’
Rollema was erg actief. ‘Na de oorlog heeft hij – in het Gronings – heel veel verhalen geschreven over zijn jeugd en herinneringen. En hij vond het vreselijk als mensen dingen wilden weggooien. Zo komen we ook aan deze blokken zeep (zie foto Stella). Ze komen uit het verpleeghuis Filadelfia in Appingedam. Toen dat in de jaren zeventig opgeheven werd, kwam onze buurvrouw Annie die daar werkte, met deze blokken aanzetten. Misschien komt het nog wel uit de oorlog, ze hadden een enorme voorraad.’
De zussen laten stapels mappen en ordners zien met krantenknipsels, kopieën en andere documenten. Hoe waardevol de collectie als geheel ook zou kunnen zijn, de musea nemen alleen originele documenten aan. Meneer Rollema heeft zijn steentje bijgedragen aan het behoud van verhalen uit de oorlog.

Carbidlamp

Uit Middelstum zelf komt Sip de Vries langs, geboren in 1940. ‘Ik heb een carbidlamp die nog gemaakt is door koperslager Zuidhof. Ik moet nog toestemming krijgen, maar dan mag je hem hebben voor je museum.’ De carbidlamp zorgde voor licht wanneer de elektriciteit was afgesloten en is in het dorp zelf gemaakt en gebruikt.
meneer De Vries heeft ook herinneringen, voornamelijk aan de bevrijding. ‘De nieuwe til [brug] werd opgeblazen om de Canadezen tegen te houden. Dat gaf een klap, zo hard! Er vloog een stuk ijzer van die brug tot bij ons in de tuin. Toen we in 1957 verhuisden, lag dat ijzer er nog steeds.’
De vader van De Vries was slager. ‘Bij de bevrijding namen de Duitsers de kookketel van vader mee, maar zo kon hij niet werken. Hij ging dus naar hen toe om de ketel terug te halen en hij nam mij mee. Het is de enige keer dat ik mijn ouders ruzie heb zien maken. ‘Je hebt hem meegenomen om jezelf te beschermen,’ verweet mijn moeder hem.’
‘Ik heb in de oorlog nooit angst gevoeld. Ik vond dingen wel spannend, leuk. Mijn zus was vijf jaar ouder, die voelde dat heel anders. Zij heeft wel briefjes rondgebracht voor het verzet. ‘Melk halen’, noemde ze dat.’
Aan tafel in het Oorlogsmuseum ontmoet De Vries meneer Pol uit Winsum, die iets ouder is dan hij. ‘Jij bent nog een vrijer van mijn zus geweest!’
‘Dat klopt. Ik werkte na de oorlog bij smid Rustema in Middelstum en ik wilde haar wel. Maar ze koos een ander!’

Geknutselde hakenkruizen

Peter Free komt uit Winschoten met twee bijzondere adelaars met hakenkruizen. ‘In de jaren vijftig zijn mijn ouders in dat huis gaan wonen, in de jaren negentig hebben we ze gevonden achter een schot.’ Het zijn twee platte, metalen nazisymbolen met een vleugelwijdte van ongeveer dertig centimeter, maar ze zijn overduidelijk niet authentiek. Ze zijn grijs geschilderd en hebben een bout onderaan, waarmee ze waarschijnlijk ergens op bevestigd waren.
Geert Volders is historicus en verbonden aan de Stichting Folkingestraat Synagoge. Hij geeft een suggestie: ‘Misschien zijn ze na de oorlog gebruikt bij een bevrijdingsoptocht of iets dergelijks. Het is duidelijk huisvlijt, geen degelijke Duitse makelij.’ Free wil ze niet afstaan aan het museum. ‘Nog niet, in elk geval. Mijn ouders hebben er niets mee te maken gehad, die wisten er ook niets van. Maar ik blijf het een interessant raadsel vinden.’

Geen haat of wrok

‘Mijn vader heeft bij Leipzig in een kamp gezeten,’ vertelt Wim Reindersma uit Zuidhorn. Hij heeft zelf jarenlang een museum gehad met allerlei collecties, waaronder vooroorlogse buitenboordmotoren. Maar bij de herinneringen aan het oorlogsverleden van zijn vader zit maar weinig tastbaars. ‘Ik moet ergens nog een ovaal plaatje hebben van de fabriek waar hij moest werken, Rudsack. En ik heb een zakmes, dat hij zelf heeft gemaakt. Dat is het wel. En ik heb een dagboekverslag van een vriend en kampgenoot van mijn vader, daar wordt hij een paar keer in genoemd.’
Vader Tjibbe werd geboren in 1910 en vocht in de meidagen van 1940 mee bij de Afsluitdijk. ‘Daarna is hij visserman geworden op de Leien, ten noorden van Drachten. Moeder maakte de vis schoon en verkocht die. In de oorlog werd zijn vergunning ingetrokken en toen is hij als nachtwaker gaan werken op een emplacement van de NTM. In 1943 werd hij opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Hij heeft zich gemeld, maar in Duitsland is hij gaan vechten, op zijn manier. In de metaalfabriek moest hij een pers voorzien van witgloeiend ijzer, maar hij heeft een koud stuk de machine in geduwd om te saboteren. Een vliegwiel vloog dwars door het dak. Daarvoor moest hij tegen de muur, maar het woord ‘Feuer’ is gelukkig nooit gevallen.’
Reindersma heeft de verhalen over zijn vader uit de tweede hand. ‘Ik ben zelf in 1943 geboren en kende hem als een goedige, kalme man. Je merkte niets aan hem. Behalve dan dat hij met geen stok naar de dokter te krijgen was. In een van de kampen waar hij zat, is hij een proefkonijn geweest voor artsen. Maar hij heeft er nooit wat over losgelaten. Wat ik weet, komt van mijn moeder. En ik had een zus die acht jaar ouder was. Zij heeft mij misschien ook wel eens wat verteld.’
Reindersma verbaast zich nog altijd over zijn vader. ‘Na de oorlog zijn we vaak op vakantie geweest, steeds naar Duitsland. Mijn vader heeft zich nooit negatief uitgelaten tegenover Duitsers, nooit iets laten merken. Zodra ze konden gingen ze elk jaar naar Duitsland.’
Reindersma vindt het erg jammer dat zijn eigen kinderen weinig interesse hebben in het oorlogsverleden van zijn vader. ‘Mijn kleinkinderen weten eigenlijk niets. Waarschijnlijk interesseert het hen niet. Of misschien moet ik hen toch maar eens wat vertellen en kijken hoe ze reageren. Ze zijn oud genoeg om te begrijpen hoeveel invloed zoiets heeft op je leven. En verhalen zoals die van mijn vader, maar ook die van al die andere slachtoffers, moeten bewaard blijven.’

 

Andere bezoekers aan de Niet Weggooiendag in Middelstum hebben nog veel meer voorwerpen en verhalen ingebracht. Wat te denken van een origineel Canadees Enfieldgeweer, verzetsbroches gemaakt van dubbeltjes met de beeltenis van koningin Wilhelmina en talloze foto’s, persoonsbewijzen en andere documenten? De organisatie kan terugkijken op een zeer geslaagde tournee langs de musea in de provincie.

1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1