De stamboom van Roosje Goldsmith gaat terug naar Frankfurt rond het jaar 1500. Recentere voorouders komen uit Emden. Roosjes vader wordt aan onze kant van de Dollard geboren, in Delfzijl, haar moeder in Appingedam. Het jonge gezin verhuist al snel naar Noordbroek en woont daarna in Winsum in de Westerstraat. Daar gaan ze ook naar de huissynagoge aan het Winsumerdiep.
De oversteek naar West-Friesland
Roosje trouwt in 1858 te Groningen met borstelmaker Heiman Akker. Na de komst van hun eerste kindje vestigt ook dit jonge gezin zich in Winsum, waar nog zes kindertjes Akker geboren worden. Vader en moeder verdienen de kost in hun borstelmakerij en vader gaat ook met zijn handel langs boerderijen en markten in de wijde omtrek. In 1880 vertrekt de familie Akker naar Enkhuizen, aan de overkant van de Zuiderzee. Vader Heiman wordt daar voorzanger in de synagoge aan de Zuider Havendijk. Samen met Roosje en hun zonen Izaäk en Jakob Filippus bouwt Heiman daar weer een nieuwe borstelmakerij op.
Toch hebben de mooie jaren op het Groningerland op Roosje veel indruk gemaakt. De vrouwen in hun klederdracht had ze bewonderd. Maar nu kleedt men zich ook in Groningen naar de laatste mode uit Parijs. De eenvoudige wit-kanten kappen die generaties lang meegingen, verdwijnen onder in een kast of belanden bij de voddenboer. Kostbare oorijzers ziet men enkel nog terug in een erfenis.
Kleinzoon rabbijn Heiman Akker
Roosje was de zestig ruim gepasseerd en woonde al tien jaar met haar familie in Enkhuizen, toen zo’n mooie ‘Groningse kap van toen’ binnen haar bereik kwam. Op een dag kleedde ze zich zorgvuldig om en liet zich fotograferen. Sindsdien hangt de foto van Roosje met Groninger kap aan de muur van hun woning en iedereen krijgt de foto te zien. “Ze was er zo wijs mee...”, denken ze dan, “...oma Roosje heeft het vroeger fijn gehad in Groningen”. Kleinzoon Heiman Akker weet het zich nog goed te herinneren, als hij in 1928 verhuist naar Appingedam, het geboortedorp van zijn oma Roosje. Hij wordt dan de nieuwe rabbijn in de synagoge aan de Broerstraat.
In 1942 begint de deportatie van Appingedamster Joden door de nazi’s. Er ontstaat veel paniek. Rabbijn Akker vraagt zijn oudste dochter Lenie voor de blinde weduwe Nieweg en haar éénjarige dochtertje Sara te gaan zorgen. Onverwacht krijgen Lenie Akker, mevrouw Nieweg en de kleine Sara de gelegenheid om onder te duiken. Zo overleven zij de Sjoa. In 2018 verschijnt hierover een boek onder de titel ‘Het uiterste der zee’.
De meeste nakomelingen van Heiman en Roosje Akker-Goldsmith overleven de oorlog niet. In Enkhuizen overleven alleen hun jongste zoon Samuel en zijn kinderen. Mogelijk zijn zij het die de bijzondere foto van oma Roosje in Groninger klederdracht naar het Joods Historisch Museum in Amsterdam brengen. Hun borstelmakerij vind je tegenwoordig in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Én... in 2018 komt de kleindochter van rabbijn Heiman Akker met haar kinderen vanuit Israël naar Appingedam om de gerestaureerde synagoge en de Stolpersteine voor haar grootouders en overige familie te bekijken, want: “...My children have to know this history of our family in Holland…”