Oorlog in Holwierde: herinneringen van Maria Smit

De Holwierder dorpskrant Aan Weerszijden van de Heekt bundelde in 2020, ter ere van 75 jaar vrijheid, 15 lokale oorlogsverhalen voor een speciale editie. Dit is één van die verhalen. 

Maria Smit-Mulder (1931) vertelt...

"Als de oorlog begint, ben ik acht jaar, in de zomer word ik negen. Ik woon met mijn ouders, broers en zussen op de boerderij midden in Holwierde, op de hoek van de Hoofdweg-Krewerderweg, vlak bij de korenmolen Eva. In de oorlogsjaren ga ik gewoon naar de christelijke lagere school in Holwierde. Meester Evenhuis is daar hoofd, hij is Duitsgezind."

Onderduikers

"Mijn oudere broer werkt op het distributiekantoor. Regelmatig drukt hij bonnen achterover. Op een dag is hij met een fietstas vol bonnen onderweg naar boer Omta, even buiten Bierum aan de kant van Spijk. Die biedt vijf onderduikers onderdak en kan wel extra bonnen gebruiken. Op weg ernaar toe komen verschillende Duitse militaire auto's hem achterop. Mijn broer maakt meteen rechtsomkeer. Laten horen we dat boer Omta door de Duitsers is doodgeschoten. De onderduikers hebben weten te ontkomen door in het halfhoge koolzaad achter het huis te vluchten. Op de kamer van mijn broer heb ik ook een keer een revolver gevonden. Ik heb die meteen weer teruggelegd en er met niemand over gepraat."

Huis van de familie Mulder aan de Krewerderweg, naast de molen.
Huis van de familie Mulder aan de Krewerderweg, naast de molen.

Geen schuilkelder

"Als er in oorlogstijd rondom ons huis wordt geschoten, moeten we van mijn vader tegen de binnenmuur in de kamer gaan staan, middenin het huis. Dat is volgens hem het veiligst, ook in verband met rondvliegend glas. We hebben geen schuilkelder; dat wilde hij niet, omdat je van daaruit geen kant op kunt. Mensen zie je rare dingen doen: een buurvrouw loopt met een pan op haar hoofd als bescherming bij beschietingen."

Burgemeester

"De burgemeester van Bierum woont in Holwierde, aan de Krewerderweg. Voor de oorlog is hij een prima man, maar hij wordt Duitsgezind. Dat valt bij veel inwoners niet goed. Zijn auto heeft hij geparkeerd staan bij een oom van ons. Mijn broer steelt de auto. Op 30 april '45 vlucht de burgemeester naar Duitsland. Niemand heeft hem ooit weer in Holwierde gezien."

NSB

"In april '45 ga ik net naar de Mulo in Appingedam - in die tijd wisselt het schooljaar nog in april. Ons woonhuis wordt in die dagen door gedeserteerde Duitsers gevorderd. De koeien blijven op stal staan. Als de gevechten van de bevrijding naderen, sluiten de Duitsers verschillende inwoners in de kerk op, waaronder dominee Visser. Mijn ouders laten mij en de twee jongste kinderen naar Godlinze gaan, we logeren daar bij mijn oudere zus. Ik ben daar vriendin met Grietje Oosterheerd, de dochter van de bakker. Oosterheerd is ook bij de NSB. Ik herinner me dat met de bevrijding de hele familie Oosterheerd met de handen omhoog zich moet verzamelen op het schoolplein. Ze moeten het Wilhelmus zingen. Ik vind dat verschrikkelijk, want zij hebben niets verkeerds gedaan. Ik wil het niet langer aanzien en ren terug naar het huis van mijn zus. Mijn broer neemt Oosterheerd achter op zijn motor mee; de rest van het gezin kan gewoon weer naar huis."

Alles kapot

"In Holwierde is alles kapotgeschoten. Er is bijna geen huis onbeschadigd. Het dorp is vijf dagen belegerd en beschoten. Het ziet er allemaal verschikkelijk uit. Er zijn 30 inwoners om het leven gekomen. Op het kruispunt bij de boerderij van Ritsema is - op de vader en de dochter na - een heel gezin met oma (familie De Boer-Hollander) omgekomen. Mijn zus is later met deze weduwnaar getrouwd.

Ook onze boerderij en de achterliggende molen zijn tijdens de bevrijding in brand geschoten. Alles is daarbij vernield. De Duitsers hebben als de beschietingen beginnen, de koeien losgemaakt en het veld in gejaagd. Toen is ook een jonge Duitse soldaat gewond geraakt. Of hij het heeft overleefd, weet ik niet. Ook molen Eva is in de as gelegd.

Wij kinderen gaan regelmatig terug naar onze afgebrande boerderij. We hebben ontdekt dat de weckflessen in de kelder door de hitte zijn gesprongen en dat de inhoud nog prima smaakt. Als mijn moeder daar achter komt, verbiedt ze ons weer naar de oude plek terug te gaan.

Wij gaan met ons grote gezin wonen in het huis van de gevluchte burgemeester. Daarmee hebben we geluk om een huis voor onszelf te krijgen. Voor heel veel gezinnen betekenen de eerste jaren na de oorlog dat zij met meer gezinnen in één huis moeten wonen."

Weer naar school

"Na de zomer ga ik voorwaardelijk over, omdat er zoveel lessen zijn uitgevallen doordat het schoolgebouw is gevorderd. Gelukkig lukt het op school allemaal. Een van mijn broers krijgt dat jaar zijn diploma zonder examen te doen. Mijn jongere zusje gaat weer naar de basisschool. Het is lang onduidelijk of het NSB-schoolhoofd Evenhuis weer naar de school terugkeert. Moeder zegt tegen mijn zusje dat als meester Evenhuis weer les geeft, zij weer naar huis moet komen. Die eerste schooldag verlaten alle kinderen de school. Het schoolhoofd heeft elders werk moeten zoeken.

Het duurt nog zeven jaar voordat we weer in onze eigen boerderij wonen. Niet op de oude plek teruggebouwd, want dat mag niet. Een deel van het vee staat die zeven jaar op de boerderij van Ritsema (Bierumerweg). We bouwen een nieuwe boerderij een eindje verderop aan de Krewerderweg."