Foto: Joost Nuijten

Niet Weggooien Dag 2024 in Museum aan de A

3 mei 2024

Van brieven en persoonsbewijzen tot speldjes en knijpkatten – op veel Groninger zolders liggen nog allerlei spullen uit de Tweede Wereldoorlog. Mensen die daar meer over willen weten, konden op vrijdagmiddag 3 mei 2024 terecht in Museum aan de A. Daar was de Groninger Niet Weggooien Tour neergestreken.

Tijdens de Niet Weggooien Dag in Museum aan de A gingen tientallen bezoekers in gesprek met Tweede Wereldoorlog-experts over hun meegebrachte object(en). Al die verhalen zijn genoteerd. De meegebrachte spullen werden grotendeels afgestaan aan het museum en aan het Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG), die het opnemen in hun collectie. Maar dat hoeft natuurlijk niet; de objecten konden ook weer mee naar huis.

Spotprenten

De eerste bezoeker van de dag was Henk Bakker. Hij nam het schetsboek van zijn opa mee. Zowel in de Eerste- als in de Tweede Wereldoorlog had zijn opa in dit boekje getekend. De tekeningen uit de Tweede Wereldoorlog zijn vooral spotprenten van Hitler en van het naziregime. Dat was best gevaarlijk: als een ‘fout’ persoon het schetsboek in handen kreeg, liep de opa van Bakker gevaar opgepakt te worden. Gelukkig is dat niet gebeurd. Het mooie boekje – inclusief origineel potloodje – is nu opgenomen in de collectie van het OVCG.

Ook opgenomen in die collectie zijn de bonkaarten, oorlogskranten en persoonsbewijzen die verschillende mensen inbrachten. Stieny Ronde-Steenhuizen nam meerdere persoonsbewijzen van familieleden mee. Een oom werd tewerkgesteld in een Duitse meubelfabriek. Van hem is een ‘ausweis’ overgebleven: een document dat fungeerde als werkvergunning. Er stond doorgaans een naam, locatie en vergunningsperiode op vermeld. Op een ausweis staan geen pasfoto's of vingerafdrukken, zoals wel het geval is met persoonsbewijzen.

Foto: Joost Nuijten
Foto: Joost Nuijten

Revue in Helpman

Leen Lieuwes droeg eveneens een stapel documenten over aan het OVCG, waaronder krantenartikelen en brieven uit de oorlog. Opvallend is het tekstboekje van revue- en cabaretgezelschap Helpman, dat in 1939 was opgericht en in 1946 verder ging onder de naam Muzadanto. Het gezelschap bestond uit leden van de speeltuinvereniging Helpman, die tijdens hun verenigingsavonden graag theater, muziek en dans ten tonele brachten. Het gezelschap wilde jaarlijks ten minste één nieuwe revue presenteren. In de eerste oorlogsjaren zal de revue voor veel mensen een welkome afleiding geboden hebben – maar van 1942 tot 1945 moesten de activiteiten worden opgeschort.

Foto: Joost Nuijten
Foto: Joost Nuijten

Propaganda en tegen-propaganda

Ook het boekje Demonendans op de Geitenberg uit 1943 werd binnengebracht. Deze Duitse propaganda-publicatie gaat over de moord op duizenden Poolse officieren door de Sovjet-Unie. Het boekje is geïllustreerd met gruwelijke foto’s, teneinde de Sovjetleiding zwart te maken en het naziregime in een goed daglicht te zetten.

Om tegenwicht te bieden aan Duitse propaganda, werden tijdschriften als De Wervelwind gemaakt. Hoewel De Wervelwind Nederlandstalig was, werd het uitgegeven in Londen en boven Nederlands grondgebied verspreid door de Britse Royal Air Force (RAF). Marita Schmid bracht tijdens de Niet Weggooien Dag een eerste editie mee, van 1 april 1942. Het boekje is van haar vader is geweest en verkeert in puntgave staat.  

Brieven in de muur

Installateur Klaas Elzes deed in de jaren zeventig een bijzondere ontdekking: bij het aanbrengen van een schuifdeur in een pand aan de Carolieweg in de stad Groningen vond hij in de muur een groot aantal glazen potten en documenten. De eigenaren hadden er geen belang bij, dus nam de timmerman de potten mee en Elzes de documenten. Het bleken brieven uit de oorlogstijd te zijn, geschreven aan de familie Van Zomeren die destijds in het pand woonde en daar een pension runde. Een van de brieven, geschreven in Haarlem op 30 maart 1942, geeft een tijdsbeeld: 

“Op de eerste plaats moet ik namens mijn Ouders bedanken voor die heerlijke rijst. Jullie hadden mijn moeder geen groter plezier kunnen doen aangezien ze dol op rijst is. Jullie zijn dus gelukkig goed aangekomen. […] De avonden dat jullie hier waren hebben jullie geboft, want van de afgeloopen week hebben we 4 avonden luchtalarm gehad en ze zijn flink bezig geweest. Gaat ’t met allen nog goed? Hier gelukkig ook, alleen heeft Henk blaren in zijn mond, wat erg besmettelijk is. De grootste penitentie ervan is, dat wij elkaar geen zoen mogen geven. Het is wel ’n goeie boete voor de Goede Week. […] Zeg Piet, kan je misschien een ansicht krijgen van de St. Jozefkerk ? […]”

Brabantse lamp en Noord-Ierse tas

Therese van de Water bracht een lamp mee die van haar opa is geweest. Hij heeft een halfjaar met zijn familie in een kelder in Den Bosch gewoond en daar werd gebruik gemaakt van deze witte lamp. De lamp werkt op twee lithium-luchtbatterijen.   

Johannes Vos schonk een soldatenzak, waarvan hij eigenlijk niet goed wist hoe het in bezit van zijn vader is gekomen. De zak lag al geruime tijd in huis opgeslagen. Opvallend is dat op de zak twee adressen in de stad Groningen zijn gekrabbeld, waarvan een doorgestreept. De soldatenzak is afkomstig uit de Noord-Ierse garnizoensstad Holywood, dat staat er duidelijk op vermeld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Holywood een militaire basis en trainingsfaciliteit voor Noord-Ierse en Britse soldaten, maar waren er ook Amerikaanse troepen gelegerd. Bovendien was er een bacteriologisch laboratorium en een krijgsgevangenenkamp voor Duitse geïnterneerden. Hoe de zak uiteindelijk naar Groningen is gekomen blijft giswerk.

Foto: Joost Nuijten
Foto: Joost Nuijten

Onderduikerstegeltje

Jan Balkema, geboren in 1941, herinnert zich het nog goed. Hoe zijn moeder hem op de arm nam en hoe ze samen het versje op het wandtegeltje keer op keer herhaalden.

Leer van ’t visje in het water -
spartel rond en hou je snater

De boodschap is duidelijk: praat niet over wat je ziet. En daar heeft Jan zich aan gehouden. Hij heeft nooit iets gezegd over zijn vader, die van 1943 tot 1945 ondergedoken zat in een loze ruimte boven de bedstee waarin Jan en zijn zus sliepen. Zijn vader was tewerkgesteld in Duitsland, maar was na een korte verlofperiode in Nederland niet naar het werkkamp teruggekeerd. In de periode dat zijn vader bij hen thuis ondergedoken zat, moest Jan het versje uit zijn hoofd leren.

Het originele tegeltje is na de oorlog kwijtgeraakt. Zo’n dertig jaar geleden heeft Jan via regionale omroepen en landelijke magazines een oproep gedaan of iemand nog zo’n tegeltje bezat. Welgeteld één antwoord kreeg hij. Dat is het tegeltje dat nu is opgenomen in de collectie van Museum aan de A. Op die manier wordt het bewaard voor de toekomst.