Gescheiden door verzet
Habib Khorami
Iran, 1957
Als docent Engels probeerde Habib Khorami in Iran zijn leerlingen ruimdenkend en wijs te maken. Habib stond vooraan toen het regime van de conservatieve sjah in 1979 omver werd geworpen. Al snel bleek echter dat ayatollah Khomeini, de nieuwe leider, geen vrije en democratische staat voor ogen had. Habib sloot zich aan bij de Iraanse Volksmujahedin, het verzet. Toen de leider van de Mujahedin naar Irak vertrok, volgde Habib hem zonder aarzelen. Ook zijn vrouw deelde zijn overtuigingen en ging met hem mee. Kort daarna werd hun eerste kind geboren.
De Mujahedin wilden Iran vanuit Irak bevrijden. Het bleek echter een onbegonnen strijd, want de ongeschoolde strijders van de Mujahedin hadden geen schijn van kans tegen het leger van Iran. De organisatie wilde vervolgens dat de strijders hun trouw aan de goede zaak bewezen door te scheiden van hun partner, omdat ze enkel liefde mochten voelen voor de leider. Habibs vrouw ging hierin mee, maar Habib protesteerde. Daarna werd besloten dat kinderen van de Mujahedin van hun ouders gescheiden moesten worden, vanwege hetzelfde principe. Het driejarige zoontje van Habib kwam terecht bij een gezin in Canada. Habib wilde de Mujahedin verlaten, maar hij werd opgesloten en later naar een kamp gestuurd. In 1992 kwam hij vanuit dit kamp naar Nederland. Ondanks al zijn inspanningen voor een democratisch en vrij Iran, kijkt hij terug op een tijd van onderdrukking en propaganda.
‘Wat ik heb meegemaakt is niets vergeleken met wat de mensen daar (in het Midden-Oosten) nu meemaken.’
Proberen niet te kiezen
Mohamad Adam
Soedan, 5 oktober 1982
Mohamad Adam werd geboren in Moru in de regio Darfur in Soedan. Hij werkte als vracht-wagenchauffeur toen in februari 2003 het conflict begon tussen regeringstroepen en rebellen, dat uitliep in de crisis die wij nu kennen als de genocide van Darfur. Complete dorpen werden platgebrand en de inwoners vermoord. Ook de stam van Mohamad werd aangevallen door gewapende milities. Zijn oom en nichtje zijn door de rebellen vermoord. Mohamad wilde geen politieke keuze maken. Hij wilde enkel vechten voor het overleven van zijn stam en zijn familie. Zijn hele stam protesteerde tegen de aanvallen en Mohamad liep ook mee tijdens demonstraties.
Op een gegeven moment werd Adam gedwongen te kiezen tussen aansluiting bij de rebellen of opsluiting. Het was voor hem ondenkbaar zich tegen zijn eigen mensen te keren, dus koos hij voor gevangenschap. In 2015 werd hij voor het laatst gevangenen genomen, maar hij zag kans om te ontsnappen. Hij vluchtte uit Soedan en kwam uiteindelijk in Ezinge terecht. Mohamad hoopt zijn vrouw en kinderen ook in veiligheid te kunnen brengen, maar aangezien hij niet over papieren beschikt, moet hij middels DNA aantonen dat ze zijn familie zijn.
‘Ik vind het belangrijk dat men zich bewust is van wat er nog steeds in Darfur gebeurt. Het volk kan het conflict niet zelf oplossen. Ik roep de internationale gemeenschap op om in te grijpen.’
Hulp aan onderduikers
Jacob Jan Zijp
Landsmeer, 29 januari 1903 – Harderwijk, 10 mei 1976
Jacob Jan Zijp was van 1932 tot 1956 hoofd van de bijzondere school in De Wilp. Meester Zijp was in de bezettingsjaren hoofd van de plaatselijke ‘ondergrondse’. Door zijn toedoen zijn veel joodse mensen, Engelse piloten en anderen die gezocht werden, ontkomen aan de handen van de bezetter. Naast het ‘gewone verzetswerk’ heeft Jacob Jan onder andere vier geallieerde piloten helpen onderduiken, waaronder een Amerikaan, die op klaarlichte dag onder grote belangstelling neerstortte.
Jacob Jan en zijn vrouw Gerritdiena hadden negen kinderen en verleenden daarnaast aan verschillende joodse mensen onderdak. In 1944, tijdens haar verblijf bij de familie Zijp, werd een onderduikster ernstig ziek. Jacob Jan wist haar naar het Academisch Ziekenhuis in de stad te brengen, waar ze uiteindelijk overleed. Toen zijn huis begin 1945 omsingeld werd, wist Jacob Jan de onderduikers in veiligheid te brengen, maar zelf werd hij gearresteerd. In het Scholtenhuis in Groningen onderging hij zware martelingen. Hij werd naar een strafkamp in Wilhelmshaven gestuurd, waar hij wonderwel zes Wilpster vrienden ontmoette. Hoewel ziek, verzwakt en sterk vermagerd, kwamen allen na de bevrijding terug. Jacob Jan ontving van de Israëlische regering in 1975 de Yad Vashemonderscheiding voor zijn hulp aan joodse onderduikers.
‘In onze voetsporen verdergaan.’
Bob Houwen
Groningen, 20 mei 1913 – Groningen, 28 november 1982
Reinder Paul Houwen stond in de oorlog bekend onder zijn schuilnaam Bob. Deze naam heeft hij na de oorlog aangehouden.Bob werkte als vertegenwoordiger en belandde al snel in het verzet, waar hij onder andere hulp verleende aan joden en onderduikers. Ook deed hij mee aan diverse acties, zoals de overval op een drukkerij. Hierbij werden meer dan 133.000 bonkaarten buitgemaakt. Op 25 september 1944 werd Bob gearresteerd, nadat hij door de SD was neergeschoten. Na een korte behandeling in het ziekenhuis belandde hij in het Huis van Bewaring. Twee weken later hielpen zijn verzetsmakkers hem ontsnappen. Op de telefoonverbinding met het Scholtenhuis, het hoofdkwartier van de SD, werd ingebroken en hierdoor kon het verzet doorgeven dat Bob voor verhoor opgehaald moest worden. Toen hij naar buiten werd gebracht, stond de auto van het verzet al klaar. Zonder dat de bezetter argwaan kreeg, kon Bob instappen, zijn vrijheid tegemoet.
De rest van de oorlog bleef Bob ondergedoken zitten. Na de bevrijding trad hij in dienst bij de Groningse afdeling van de Politieke Opsporingsdienst, tot 1948. Mede dankzij Bob werd de Stichting Verzetsdocumentatie opgericht, de voorloper van het huidige Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG).
‘Het is een zaak van het voormalig verzet […] dat de geschiedenis van de jaren 1940-1945 door de ogen en harten van verzetsmensen wordt weergegeven en zodanig geredigeerd en gebracht bij onze jeugd, dat zij daardoor gesterkt en bemoedigd mogen worden in onze voetsporen verder te gaan en geestelijk weerbaar te zijn of te worden.’
Geen plaats voor schuldgevoel
Siet Tammens
Kloosterburen, 29 juli 1914 – Winsum, 27 september 2014
Toen de oorlog uitbrak, was Siet Tammens lerares in het speciaal onderwijs. Haar eerste verzetsdaad was het onderbrengen van een joodse leerling van haar school. Naarmate de oorlog vorderde, rolde Siet steeds verder het verzet in. Vanaf de zomer van 1943 kwam Siet in de overkoepelende leiding van het verzet in de provincie. Deze Groninger Top besloot ook over liquidaties en de aanpak van verraders. Leden van haar groep liquideerden mede op haar bevel twee foute politiemannen. Daarop volgden zware represailles: de nazi’s schoten zes mannen direct dood en meer dan honderd anderen werden afgevoerd naar concentratiekampen. Siet is echter altijd achter haar beslissingen blijven staan.
Siet werd op 13 juni 1944 in Amsterdam gearresteerd, waarna ze eerst in concentratiekamp Vught zat, daarna in het beruchte Oranjehotel en vervolgens weer in Vught. Siet kreeg het zwaar te verduren. Maar al die tijd wist de bezetter niet wie ze werkelijk was, want ze was opgepakt onder haar schuilnaam. Toen haar identiteit toch aan het licht kwam, werd ze naar Groningen gebracht. Hier hoorde zij dat ze ter dood was veroordeeld, maar zover kwam het niet. Siet werd via Delfzijl naar het concentratiekamp Borkum gebracht, waar zij tot het einde van de oorlog heeft gezeten.
‘Als we ons hadden laten leiden door de mogelijke reacties van de bezetters, hadden we nooit verzet kunnen bieden. In het verzet moet je doen wat je juist acht en daar achter blijven staan. […] En er is daarbij geen plaats voor schuldgevoel.
Een dagtaak aan het verzet
Willem Dresselhuis
Drieborg, 13 juli 1899 – concentratiekamp Neuengamme, 30 december 1944
Willem Dresselhuis was in Winschoten de eigenaar van Rijwielpaleis Dresselhuys, dat fietsen en kinderwagens verkocht. Willem had goed contact met de vele joodse winkeliers in het centrum van Winschoten. Willem was een pionier in het Winschoter verzet. Al in december 1942 werd hij gearresteerd op verdenking van jodenhulp en andere illegale activiteiten en zat hij zes weken vast in het Huis van Bewaring in Groningen.
Toen de Landelijke Organisatie voor Onderduikers-hulp werd opgericht, zocht men hem aan. Willem richtte zich op de voedselvoorziening en vervalsing van papieren voor onderduikers. Hij hield zich bezig met zoveel activiteiten dat hij er een dagtaak aan had. In de zomer van 1943 infiltreerde een verrader in zijn netwerk en in de nacht van 14 op 15 april 1944 deed de SD invallen op verschillende adressen in Winschoten. Willem werd gearresteerd. Hij werd na drie maanden in het Huis van Bewaring in Groningen overgebracht naar Kamp Amersfoort. Dat werd op 11 oktober 1944 ontruimd en Willem kwam in concentratiekamp Neuengamme terecht, waar hij op 30 december 1944 stierf door uitputting.
De plannen van ‘Domie’ Ader
Bastiaan Jan Ader
‘s-Gravenzande, 30 december 1909 – Veenendaal, 20 november 1944
Bastiaan Ader werd in 1938 predikant in Nieuw Beerta, een gemeente met veel communisten en atheïsten. Een uitdaging die hij samen met zijn vrouw Jo aanging. In de oorlog werd de pastorie een centrum van hulp aan joden, onderduikers en Engelse piloten. Niet alleen in Nieuw-Beerta en omgeving, ook ver daarbuiten verrichtte Ader verzetswerk. Hij maakte lange tochten om joden uit het Westen te helpen aan onderduikadressen. Op 22 juli 1944 werd hij in Haarlem gearresteerd.
Ader belandde in een gevangenis in Amsterdam, maar liet ondanks martelingen niets los. Hij verzweeg zijn plannen om kamp Westerbork te bevrijden. Onderdeel van het plan was een brug in het spoor tussen Winschoten en Nieuweschans op te blazen en een trein in het ontstane gat te rijden om de chaos op het spoor zo groot mogelijk te maken. Hij zou in dat scenario zelf de trein besturen. Naar eigen zeggen waren er al 200 verzetsmensen gemobiliseerd voor dit plan.
Op 20 november werd hij in Veenendaal met nog vijf anderen gefusilleerd. Zijn oudste zoon was toen tweeënhalf jaar oud, zijn jongste zoon zestien dagen. Zijn vrouw Johanna ontving van Israël in 1967 de Yad Vashemonderscheiding voor haar verzetswerk en dat van haar onverzettelijke man, dat het leven redde van 200 tot 300 joden.
‘t Is niet om mij dat ik die muren uit wil duwen,
Naar ruimte hijg en schreeuw om recht!
‘k Weet mij verward in een onmeedogend kluwen
En ken het deel dat mij zal worden toegelegd.
‘t Is niet om mij: ‘k heb fel en taai gestreden,
Bij dag noch nacht begeerd naar rust;
‘k Heb in het lijden der gedoemden meegeleden.
En vaar nu heen naar verre, lichte kust.
Maar ‘k moet nog zoveel diepe dingen zeggen
Aan haar die altijd op mij wacht;
Ik moet een kindje in zijn bedje leggen
En kussen het een zacht goe-nacht!
Verboden voor communisten
Geert Bruintjes
Nieuwe Pekela, 29 april 1907 – concentratiekamp Gross-Rosen, 15 juni 1942
Geert Bruintjes was schipper en transportarbeider en woonde in Nieuwe Pekela. Hij was getrouwd met Antje Burema en samen kregen ze vier kinderen: Antje, die op zevenjarige leeftijd overleed, Ebbo, Hennie en Antje. Hoewel Geert Bruintjes geen officieel lid van de Communistische Partij Nederland (CPN) was, werd hij in 1939 toch voor deze partij gekozen in de gemeenteraad van Oude Pekela. Toen de Duitsers kort na de bezetting de CPN verboden, kon Geert – in tegenstelling tot andere communisten – eerst gewoon in de raad blijven zitten. Hij was immers geen partijlid. Maar uiteindelijk moest hij op 16 januari 1941 toch het veld ruimen, na enig aandringen van de toenmalige burgemeester van Pekela.
Geert was naast raadslid ook lid van de ‘groep Noorderlicht’, een verzetsgroep rond de illegale communistische krant Het Noorderlicht, die verspreid werd in Noord-Nederland. Hij hielp mee met het verspreiden van deze krant in de Pekela’s. Al op 9 september 1941 werd Geert opgepakt door de Duitse Sicherheitsdienst (SD). Na een kort verblijf in het Huis van Bewaring in Groningen en het doorgangskamp Amersfoort werd hij naar het concentratiekamp Buchenwald getransporteerd. In 1942 kwam Geert in kamp Gross-Rosen terecht, waar politieke gevangenen barbaars behandeld werden; hier stierf hij op 15 juni van datzelfde jaar.
Ongebroken
Reint Dijkema
Smilde, 20 september 1920 – kamp Vught, 22 augustus 1944
Dokter Klaas Dijkema en zijn gezin kwamen in 1926 in Siddeburen wonen, waar Reint, zijn vier jongere broers en twee jongere zussen opgroeiden. Reint wilde net als zijn vader arts worden en begon in 1938 aan een studie geneeskunde in Groningen. De Duitse inval en de jodenvervolging raakten Reint diep. Toen in mei 1942 het dragen van een jodenster verplicht werd, naaiden Reint en zijn broer zelfgemaakte sterren op hun kleding. Ze werden gearresteerd en zes weken opgesloten in kamp Amersfoort, waar ze hardhandig werden ‘heropgevoed’.
Na zijn vrijlating raakte Reint steeds meer bij het verzet betrokken. Hij voerde overvallen uit, werd coördinator van de verzamelde Groninger Knokploegen en liquideerde de NSB-politieman Elsinga, waarna de nazi’s als represaille zes onschuldige Nederlanders doodden. Reint voelde wroeging over de doden die door zijn hand waren gevallen, maar besloot toch door te gaan met zijn verzetswerk.Op 4 juni 1944 werd hij in Groningen neergeschoten en gearresteerd. In het Scholtenhuis volgden zware martelingen, maar Reint bleef zwijgen, kracht puttend uit zijn geloof. Na twee weken werd hij overgebracht naar kamp Vught, per brancard omdat zijn voeten waren gebroken. Op 22 augustus 1944 werd hij daar gefusilleerd.
‘Het is vreemd, maar het is net of ze me op geen enkele manier pijn kunnen doen.’
De verloofde
Hielke van der Wal
Kortezwaag, 17 maart 1919 – Den Dolder, 31 oktober 1943
Boerenzoon Hielke, jongste in een gezin met zes kinderen, groeide op in Visvliet en trad na de Nederlandse capitulatie op 15 mei 1940 in dienst bij de marechaussee. Hij was verloofd met verpleegster Fenny Bolhuis.Nadat Hielke bij het verzet betrokken was geraakt en deel had genomen aan een overval op een distributiekantoor, dook hij in augustus 1943 onder bij zijn verloofde. Op zoek naar Hielke arresteerden de nazi’s kort daarna zijn ouders, twee boers en een zus. Zij kwamen terecht in kamp Vught, terwijl Hielke zich aansloot bij een Brabantse verzetsgroep.
Voor deze groep moest hij op 31 oktober 1943 een infiltrant liquideren. Met deze Antonie Damen ging hij per trein naar Den Dolder, zogenaamd om neergeschoten piloten onder te brengen. In de bossen ontstond een worsteling en een schietpartij. De politie trof daarna een lijk aan met een schotwond in de borst. Op het lichaam werden enkele paperassen en de foto van een verpleegster gevonden, waaruit de politie al snel kon opmaken dat het ging om Hielke van der Wal. Hielkes ouders, broers en zus werden vlak voor kerst 1943 vrijgelaten. Pas in juli 1945 hoorden de familie Van der Wal en Fenny van Hielkes tragische lot.
‘Jullie weten van niets, ik heb alles gedaan.’
Fokko Reinhard Zuidveld
Garrelsweer, 21 september 1909 – concentratiekamp Neuengamme, 12 december 1944
Fokko was een jonge boer in Garrelsweer en zorgde tijdens de oorlog voor de voedselvoorziening en slaapgelegenheid voor illegale werkers. Op zijn boerderij verborg hij regelmatig grote hoeveelheden verboden middelen ten behoeve van het verzet. Zo verstopte hij eens 900 liter benzine en een deel van de buit van een overval op het gemeentehuis te Loppersum. De overval op het distributiekantoor van Slochteren op 21 juli 1944 zou fatale gevolgen hebben. De kraak zelf verliep goed, maar daarna ging het mis. Direct na de overval werd de SD gewaarschuwd, waardoor enkele overvallers na een achtervolging werden doodgeschoten. In de daaropvolgende week werden verschillende verzetsmensen opgepakt, waaronder Fokko. Hij had een deel van de buit verborgen op zijn boerderij.
In de nacht van 27 op 28 juli 1944 werd de boerderij door 18 mannen omsingeld. Samen met zijn vader Jan en broer Ito werd hij naar het Scholtenhuis afgevoerd. Fokko had nog duidelijk tegen zijn vader en broer gezegd: ‘Jullie weten van niets, ik heb alles gedaan.’ Hij heeft hierdoor waarschijnlijk hun leven gered, want zowel vader als broer werden weer vrijgelaten. Fokko werd in het Scholtenhuis gemarteld, maar bleef zwijgen. Hij kwam via kamp Vught en Oranienburg terecht in kamp Neuengamme, waar hij op 35-jarige leeftijd overleed.
Zelf ontsnapt en anderen geholpen te ontsnappen
Philippus Jacobus Greeven
Leiden, 23 april 1909 – Norg, 4 mei 1995
Greeven was in mei 1940 reserve-legerpredikant in Oost-Brabant. Met de zich terugtrekkende troepen bereikte hij Duinkerken, waar hij inscheepte. Het schip werd echter gebombardeerd en Greeven kwam in het ziekenhuis van Calais terecht. Later begeleidde hij een groep Nederlandse soldaten vandaar naar huis. Dominee Greeven werd begin 1942 leider van het verzet in Bellingwolde, Oudeschans, Veelerveen en Vriescheloo. Zijn huis werd twee keer grondig doorzocht, maar terwijl er wapens, papieren, een radio, een Nederlandse onderduiker en een Engelse piloot aanwezig waren, vonden de nazi’s alleen een illegaal pamflet. Greeven werd gearresteerd en vier dagen vastgehouden in het Scholtenhuis in Groningen.
Greeven hielp onder meer een Franse vluchteling die om 3 uur ’s nachts bij hem aanbelde en joodse onderduikers. Over de grens met Duitsland lagen concentratiekampen voor politieke gevangenen. Uit een aantal kampen bestond een ontsnappingsroute, die leidde naar twee houten wc’s achter de kerk van Vriescheloo. Greeven klopte elke avond in de schemering zachtjes op de deuren. Kwam er een klopje als antwoord, dan ging hij later in de nacht terug en haalde de vluchteling eruit, om hem verder op weg te helpen. In mei 1944 zag Greeven zich gedwongen om onder te duiken. Zo overleefde hij de oorlog.