Zweedse schepen met meel

Op 28 januari 1945 liepen twee Zweedse schepen de haven van Delfzijl binnen. Aan boord bloem, gort, erwten, melkpoeder, margarine, gedroogde groente en levertraan: hulp voor de hongerende bevolking in bezet Nederland. 

Zweeds meel, geschenk uit de hemel

'Als we het stedeke Delfzijl genaderd zijn, zien wij reeds de draaiende kranen en even een glimp van een witte schoorsteen boven de huizen. Twee Roode Kruis vlaggen wapperen hoog van de masten in de klare winterlucht.' Zo berichtte de propagandakrant Het laatste nieuws op 31 januari 1945 over de twee Zweedse schepen met voedselhulp, die drie dagen eerder in de haven van Delfzijl waren aangekomen. Zelfs pro-Duitse media beseften op dat moment dat de levensmiddelen hard nodig waren: '... het zijn geschenken van onschatbare waarde voor onze hongerende vrouwen en kinderen.' 

Gecompliceerde operatie

Al in oktober 1944 begon de voorbereiding van dit voedseltransport. Omdat alle partijen – geallieerden, bezetters en het neutrale Zweden – op elk niveau met elkaar moesten samenwerken en overleggen, nam de organisatie heel wat tijd in beslag. Half januari bereikten het Zweedse ministerie van Buitenlandse Zaken een akkoord met zowel de Duitsers als de Britten en op 24 januari vertrokken de Dagmar Bratt en de Nöreg uit de haven van Trelleborg. Vier dagen later liepen de schepen binnen in de haven van Delfzijl. De Dagmar Bratt en de Nöreg genoten onschendbaarheid en om ervoor te zorgen dat ze niet werden gebombardeerd, werden ze fel verlicht.

Artikel in de Göteborgs Posten van 21 januari 1945: 'Hulp aan Holland in de startblokken'
Artikel in de Göteborgs Posten van 21 januari 1945: 'Hulp aan Holland in de startblokken'

Half Zweeds wittebrood

Op 27 februari kwam het meel aan en konden bakkers in het Westen beginnen met bakken, in gecentraliseerde bakkerijen, om elektriciteit en brandstof te sparen. De hongerende bevolking kon niet lang daarna het rantsoen ophalen. Voor iedereen boven de vier jaar was er een half Zweeds wittebrood en een klein pakje Zweedse margarine. 

Hardwerkend havenpersoneel

Pas twee dagen na aankomst werd begonnen met het lossen van de schepen. Dat nam bijna veertien dagen in beslag vanwege door de stroeve verhoudingen tussen Zweedse controle-officieren en de Duitse autoriteiten. Het havenpersoneel werkte hard, gemotiveerd door de gedachte dat ze levensreddend werk verrichten. De lading werd verdeeld over binnenvaartschepen. Vervoer per spoor was onmogelijk vanwege de spoorwegstaking en per vrachtwagen ging ook niet, door de schaarste aan materieel en brandstof. 

De kleinere binnenvaartschepen werden voorzien van rode kruisen op romp en dekkleden en vertrokken daarna naar steden in het Westen: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Leiden. Die reis duurde nog een tot enkele weken.  

Nog meer schepen

Op 1 maart arriveerde opnieuw een Rode Kruisschip in Delfzijl: de ‘Hallaren’, die rond 4000 ton levensmiddelen in het ruim had liggen, net zo veel als de twee eerdere schepen samen. Op 22 maart meerde de Dagmar Bratt opnieuw aan en op 1 april kwam de Hallaren nogmaals aan met hulpgoederen. Toen Delfzijl in april frontgebied werd, gingen de hulpschepen naar het inmiddels bevrijde Den Helder.