Dat vliegtuigen een belangrijke rol zouden spelen in een eventuele oorlog, was in de jaren dertig al duidelijk. Al vóór de Duitse inval werd daarom geoefend met verduisteringsmaatregelen, voor het eerst in april 1938. De drie noordelijke provincies waren die avond tweeënhalf uur lang in complete duisternis gehuld. Vanuit de lucht controleerden vliegtuigen of de genomen voorzorgen wel effectief waren.
Donkere schimmen
De oefeningen werden regelmatig herhaald. Het tijdelijk doven van de lichten zorgde voor de nodige problemen, zoals blijkt uit het krantenverslag van een oefening in de stad Groningen in februari 1940:
‘Heftig bellend zag men de fietsers als donkere schimmen door de straten rijden. Velen liepen echter naast hun fiets. Het oversteken voor den voetganger vereischte alle aandacht, want eer men het weet heeft men een botsing met een wielrijder.’
Zwart papier
Om een idee te krijgen van hoe goed licht vanuit de lucht zichtbaar is: een brandende lucifer kun je – bij helder weer – al vanaf een kilometer hoogte zien. Wat dan te denken van fietsverlichting, straatlantaarns, ramen en verlichte etalages?
De verduisteringsmaatregelen moesten er voor zorgen dat het zo donker mogelijk werd gemaakt. Als gordijnen toch nog licht doorlieten, plakten bewoners hun ramen af met zwart papier. Automobilisten en fietsers voorzagen hun lampen van speciale kapjes die de lichtbundels naar boven toe afschermden. Ook konden speciale blauwe lampjes – die een zwakker schijnsel hadden – worden gebruikt.
Luchtbeschermingsdienst
Belast met het toezicht op naleving van de verduisteringsmaatregelen was de Luchtbeschermingsdienst (LBD). Die organisatie, met afdelingen in alle dorpen en stadwijken en goeddeels bestaand uit vrijwilligers, werd opgericht in 1939. Ze moest de bevolking wijzen op de gevaren van luchtaanvallen en welke voorzorgsmaatregelen genomen konden worden. Leden van de LBD waren opgeleid om na een luchtaanval medische hulp te bieden. Ook waren ze uitgerust voor het blussen van branden.
Vijf jaar duisternis
Na de Duitse inval bleef de duisternis niet beperkt tot oefeningen: het werd nu echt donker. De straatverlichting ging bijvoorbeeld ’s avonds niet meer aan. Opvallend is het grote aantal ongelukken dat zich daardoor voordeed, vooral tijdens de eerste maanden van de bezetting. Zo maar een berichtje uit De Noord-Ooster van 7 oktober 1940:
‘De duisternis heeft in den afgeloopen nacht te Groningen twee slachtoffers geëischt. Gisteravond laat is aan het Hoendiep, ter hoogte van de Rembrandt van Rijnstraat een meisje te water geraakt. Uit een taschje, dat aan den kant
van het diepe water werd gevonden, kon de politie de identiteit van het meisje vaststellen. Het is de 24-jarige E. T. H., wonende te Groningen. Haar lijk is vanmorgen opgehaald.
Voorts is bij de Bonte Brug de 22-jarige bekende Groninger bokser Klaas Wagenaar, eveneens door de duisternis misleid, in het Winschoterdiep geraakt en jammerlijk verdronken. Zijn lijk is hedenmiddag opgehaald en even als dat van het meisje, naar het Academisch ziekenhuis overgebracht.’
Een herinnering aan de duistere jaren was ook na de bevrijding nog te zien aan heel wat Groninger huizen. Om in het donker toch een adres te kunnen vinden, stonden de huisnummers met witte verf groot op de gevel geschilderd. Dit soort stille getuigen van de oorlog zijn inmiddels bijna allemaal weer verdwenen.