“Nu ik het toch over het eten heb, meld ik je dat het eten puik is. […] Wij zijn volkomen vrij en worden menswaardig behandeld.” Dit schreef Hartog Italiaander op 31 januari 1942 over het Kamp De Beetse, waar hij eerder die maand was gearriveerd. Italiaander was één van de 500 Joodse mannen uit Amsterdam die in het werkkamp verbleven.
Joodse arbeiders
Het Kamp de Beetse, net buiten Sellingen, werd in 1935 gebouwd en was oorspronkelijk bedoeld voor de opvang van werklozen die in het kader van de werkverschaffing werden ingezet bij de ontginning van de woeste gronden van Westerwolde. In januari 1942 werden de werklozen vervangen door ongeveer 500 Joden uit Amsterdam.
Door strenge vorst kon er in de eerste maanden nog niet gewerkt worden. In april 1942 begonnen de werkzaamheden. Hartog Italiaander en andere arbeiders werden ingezet bij de ontginning van de veengronden, bij het aanleggen van wegen en later ook bij het binnenhalen van de aardappeloogst.
Nette schoenen
Het was zwaar lichamelijk werk. Een groot deel van de mannen had enkel een kostuum en nette schoenen meegenomen, en werkkleding was er niet. Al snel werd ook het redelijke rantsoen, waar Hartog Italiaander in januari nog zo opgewekt over schreef, aanmerkelijk kleiner.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1942, op de Joodse feestdag Jom Kipoer, werden alle Joodse mannen uit Kamp De Beetse naar Kamp Westerbork afgevoerd. De mannen was verteld dat zij daar hun vrouw en kinderen weer zouden zien. Die waren vanuit hun woonplaatsen ook naar Westerbork vervoerd. Kort na aankomst in Westerbork werden de Joodse gezinnen afgevoerd naar concentratiekampen. Van de 500 Joodse arbeiders van Kamp De Beetse overleefden slechts drie de oorlog. Hartog Italiaander kwam om het leven in Sobibor.
Tewerkgestelden, NSB’ers en geïnterneerden
Toen het kamp geheel was ontruimd, kwamen arbeiders de barakken schoonmaken. In 1944 bood het kamp onderdak aan honderden mannen die te werk waren gesteld bij boeren in de omgeving. In december van dat jaar worden ze als dwangarbeider naar Duitsland gedeporteerd.
Ze worden opgevolgd door ruim 200 NSB-vrouwen en kinderen uit de Randstad, die na Dolle Dinsdag in september 1944 waren gevlucht naar Lüneburg in Duitsland, maar begin 1945 terugkwamen naar het noorden van Nederland. Na de oorlog werd Kamp De Beetse omgedoopt tot 'Bewarings- en Interneringskamp Sellingerbeetse'. Hier moesten NSB’ers en SS’ers hun straf uitzitten.
Op 15 februari 1948 sloot het kamp en werden de wachttorens en gebouwen afgebroken, op één barak na. Voormalig Werk- en Interneringskamp de Beetse is nu een museum.