Systeemkaart Gerrit Buwalda. Collectie OVCG, Groninger Archieven

Gerrit Buwalda en de April-meistaking van 1943

In 1943 vonden op landelijke schaal de April-meistakingen plaats. Dit was een staking tegen gedwongen arbeidsinzet. Ook in Groningen werd er massaal gestaakt. De Duitse bezetter trad hier hard tegen op. Eén van de slachtoffers van de Duitse represaille was Gerrit Buwalda uit Jipsingboertange.

De vrouw van Gerrit Buwalda was hoogzwanger toen hij gefusilleerd werd. Vijf weken later werd zijn tweede zoontje geboren. Hij ontving de naam Wubbe Gerrit.

April-meistaking van 1943

De April-meistaking was een staking in 1943 tegen gedwongen arbeidsinzet. De aanleiding was de bekendmaking dat Nederlandse oud-militairen die gevochten hadden in 1940 zich óók moesten melden om in Duitsland te gaan werken voor de Arbeitseinsatz. Na de slag om Stalingrad waren er extra mankrachten nodig om de Duitse oorlogsindustrie draaiende te houden.

De spontane staking begon op donderdag 29 april 1943 bij Machinefabriek Gebr. Stork & Co in Hengelo in Overijssel. De staking verspreidde zich snel door heel Nederland, met uitzondering van de grote steden. Vooral in Noord-Brabant, Friesland en Groningen werd er massaal gestaakt. De April-meistaking wordt ook wel de Melkstaking genoemd, omdat boeren duizenden liters melk lieten wegstromen. De Duitse bezetter besloot de staking met veel geweld tegen te gaan.

De fusillade van Gerrit Buwalda

Gerrit Buwalda woonde met zijn familie in Jipsingboertange. Buwalda had waarschijnlijk bij een boer die hij kende om medewerking aan de staking gevraagd. De landbouwproducten van de boeren werden immers grotendeels opgeëist om voor het Duitse leger. Het ging echter om een NSB-boer.

Buwalda werd vervolgens opgepakt en meegevoerd de achtertuin in. Het zoontje van vier riep 'Papa pakken', maar werd door zijn moeder teruggeroepen. Meteen daarna kwam er een soldaat naar haar toe die zei: 'Was dat je man? Dan ben je nu een jonge weduwe, want we hebben je man doodgeschoten.'

Buren

Ook de buren van de familie Buwalda werden naar buiten gehaald. 'Wie is de jongste zoon?' werd er gesnauwd naar de familie Westendorp. Die moest mitkommen. Hij werd meegevoerd naar het Scholtenhuis. Daarna naar Kamp Amersfoort en daarna naar Kamp Vught. Uiteindelijk kwam hij terecht in een kamp in Nordhorn, waar hij moest werken zonder eten.

Ruim anderhalf jaar later kwam hij thuis, de dag vóór Dolle Dinsdag. Rijkscommissaris Seyss-Inquart was jarig geweest en in het kamp hadden ze allemaal een wens mogen doen. Vijf van die wensen werden vervuld: vijf gevangenen werden vrijgelaten, een cadeautje van de bezetter. Daaronder ook de oudste zoon van de familie Westendorp. Toen hij terugkwam, was hij 22 en woog hij nog 35 kilo.