Kort na de bevrijding werd de toen 62-jarige Pier Nobach onder grote belangstelling op de motorkap van een jeep vastgebonden en zo naar de gevangenis in Drachten gebracht. Een NSB-vlag was om zijn nek geknoopt. Nobach kreeg levenslang voor zijn daden tijdens de bezetting.
Pier Nobach werd in 1882 geboren in Opende, als kind van seizoensarbeiders. Hij trouwde met een Duitse en diende als soldaat in de Eerste Wereldoorlog. In 1918 kwam hij terug naar zijn geboortegrond, maar lang bleef hij niet. Met geleend geld trok hij naar de Verenigde Staten, waar het geluk hem toelachte en hij een rijke boer werd. Toch kwam hij in de jaren dertig opnieuw terug naar het Westerkwartier, een grote Amerikaanse auto met zich meebrengend. Hij kocht een boerderij in Doezum en werd al snel lid van de NSB.
Mensenjager
Al vrij snel na het uitbreken van de oorlog ontpopte Nobach zich tot een gevreesde mensenjager. Hij zocht naar onderduikers en verzetsmensen, maar liet net zo goed middenstanders arresteren die bij beschuldigde van belediging van Hitler of al te oranjegezinde opmerkingen. Nobach had twee zonen; de oudste nam dienst in het Duitse leger en de jongste werd in het Westerkwartier zijn rechterhand.
Geraakt
Het verzet in de regio zon op mogelijkheden om de NSB'er te raken. Zo ontdekte Nobach dat er petroleum in een melkbus was gedaan en werd van één van zijn koeien de uier afgesneden. Nobach en zijn zoon kregen politiebescherming en gingen onverminderd voort met het opsporen en laten arresteren van onderduikers.
Het verzet plande een aanslag; Nobach ging vaak 's ochtends vroeg in het veld zijn koeien melken. Op 30 oktober lagen enkele verzetsmensen klaar om hem dood te schieten, maar in plaats van de oude Nobach, troffen ze zijn zoon Herman. Pier Nobach was in alle staten en liet twee vooraanstaande mannen uit de lokale gemeenschap executeren. Een derde wist te ontsnappen, maar werd later alsnog gearresteerd en naar Kamp Vught gezonden. Twee weken later werden 38 mensen uit de omgeving opgepakt en als gijzelaar opgesloten in Kamp Vught: als Nobach iets zou overkomen, zouden zij allen moeten sterven.
Nobach was bevriend met onder andere Robert Lehnhof, de 'beul van het Scholtenhuis'. Toch werd het hem in 1944, na Dolle Dinsdag, te heet onder de voeten en hij vluchtte naar Duitsland. De man die Nobachs boerderij huurde, kreeg een briefje dat hij niet welkom was. Dat briefje kwam terecht bij Lehnhoff, die vervolgens met een commando naar Doezum trok en drie mensen executeerde.
Begin 1945 kwam Nobach om onbekende redenen weer terug naar Doezum. Tegelijk met de bevrijding van het gebied op 15 april, werd hij gearresteerd. Al snel werd hij veroordeeld tot levenslang, maar al enkele maanden later werd hij vrijgelaten wegens een zwakke geestelijke gezondheid. Hij overleed in 1965 in Zaltbommel. De 38 gegijzelden in Vught overleefden allen de oorlog.