Kinderen op de Unikenstraat, Stadskanaal, ca. 1940. Fotograaf onbekend, Groninger Archieven

Rotterdamse evacués in Stadskanaal

In de herfst en winter van 1944 kwamen er verschillende vluchtelingenstromen op gang naar het noorden van Nederland. Er werden onder meer ondervoede kinderen ‘uitgezonden’ naar het platteland. Tijdens een Verhalencafé in Stadskanaal (februari 2019) werden herinneringen opgehaald aan de Rotterdamse kinderen die in december 1944 naar Stadskanaal kwamen.

“Mijn vader werkte bij het Oranje Kruis en hielp mee. Ik herinner me er niet veel meer van, alleen dat er in de trein enkel kinderen zaten. En de lucht van luizenzwavel! Het meisje dat bij ons kwam moest eerst in de keuken in de tobbe en werd kaalgeschoren, vanwege de luizen.”

Vluchtelingenstromen

Aan het einde van 1944 kwam er een grote stroom mensen naar de noordelijke provincies. Na Dolle Dinsdag in september vluchtten veel NSB’ers naar Groningen om daar nog een hele winter lang huis te houden. Tijdens de bevrijding van Zuid-Nederland, eveneens in september van dat jaar, werden complete Limburgse steden en dorpen geëvacueerd. Met treinen en soms lopend kwamen de vluchtelingen in Groningen aan. Daar vonden ze onderdak bij gastgezinnen.

Kinderuitzending

In december 1944 kwam daar nog een derde stroom bij. Vanwege de grote voedseltekorten in de Randstad werden kinderen ‘uitgezonden’ naar het platteland, om daar aan te sterken. Dit was het werk van het ‘Interkerkelijk Bureau voor Noodvoedselvoorziening en Kinderuitzending’ (IKB). Omdat kerken niet politiek actief waren, waren ze zowel voor de Duitsers als de Nederlanders een acceptabele partner om deze manier van hulpverlening op zich te nemen. Er werd via de verschillende kerken, die onder de vlag van het IKB samenwerkten, adressen uitgewisseld van vrijwilligers die kinderen op wilden nemen. Er werd nauwlettend op toegezien dat kinderen bij gelijkgezinde pleeggezinnen werden ondergebracht.

In Stadskanaal en omgeving arriveerde een groot aantal kinderen uit Rotterdam. Ze waren ondervoed en mager, vaak hadden ze luizen en hun kleding was vies. Sommige kinderen kwamen met de trein, anderen met een boot. Tijdens het Verhalencafé over de Tweede Wereldoorlog in Stadskanaal (februari 2019) herinnerde een inwoner zich: “Ik herinner me nog goed dat hun kleren zo stonken. Ze hadden een week in een praam gezeten. Hun kleren roken naar vis, want ze hadden een soort zeep van visafval. Ze waren zo mager! Mijn moeder had stamppot met spekjes gekookt, maar ze durfde het hen haast niet te geven, omdat ze bang was dat ze het niet zouden verdragen.”

'Rotterdammertjes'

Tijdens het Verhalencafé bleek dat de inwoners van Stadskanaal de kinderen uit Rotterdam goed herinnerden. Zij ervoeren iets van ‘cultuurverschil’. De Rotterdamse kinderen hadden lef en waren niet op hun mondje gevallen. Enkele citaten van het Verhalencafé: “De Rotterdammertjes, die kwamen echt 'bij de boertjes', zo voelden ze dat. Ze wisten alles beter, hadden alles al lang meegemaakt.” En: “Die Rotterdammers zaten bij mijn opa en oma in huis. Zelf hadden we geen evacués, want wij hadden thuis zeven kinderen. Mijn opa heeft van alles met hen beleefd, maar geen mooie dingen!”.

Die ervaring werd echter niet door iedereen gedeeld: “Wij hebben anders een prachtige tijd met ze gehad. Een hele kluit is zelfs familie geworden!”