De synagoge van Winschoten. Foto: Marketing Oldambt

'Sodom' en ‘Lutje Mokum’: de Joodse gemeenschap in Winschoten

In de vooroorlogse jaren kende Winschoten de op één na grootste Joodse gemeenschap van Nederland. Er was een drukke Joodse volksbuurt en een bloeiend Joods verenigingsleven. Niet voor niets stond de plaats bekend als ‘Lutje Mokum’ (Klein Amsterdam).

Sodom, Lutje Mokum of Mokum Beis – Winschoten kent vele bijnamen die verwijzen naar het Joodse verleden van de stad. Vóór de Tweede Wereldoorlog woonde in Winschoten de op één na grootste Joodse gemeenschap van Nederland. Ongeveer tien procent van de inwoners van Winschoten was Joods. Alleen Amsterdam kende procentueel meer Joodse inwoners.

Weldoen is ons streven

De eerste Joden arriveerden aan het einde van de zeventiende eeuw in het Oldambt. Zij waren voornamelijk arme migranten uit Oost-Europa. Een paar eeuwen later leefden veel Joden in Winschoten nog steeds in betrekkelijke armoede, maar woonden er inmiddels ook flink wat welgestelde Joden in Winschoten. In de voormalige Joodse volksbuurt werkten bakkers, fietsenmakers en wel vijf koosjere slagers. Een steegje dat naar de buurt leidde, werd in de volksmond ook wel het Jodenstraatje genoemd.

De synagoge en de rabbinaatswoning werden een eindje verderop gebouwd. Er was een Joodse begraafplaats en Joodse kinderen konden naar de sjoel. Ook was er een rijk verenigingsleven: Winschoten had twee Joodse toneelverenigingen, twee organisaties voor de jeugd, een afdeling van het Nut der Israëlieten en de Rederijkerskamer ‘Weldoen is ons streven’.

Bie Langs

In de Joodse volksbuurt groeiden ook schrijfster Etty Hillesum en dichter Saul van Messel op. Hillesum kwam in 1943 om het leven in Auschwitz. Bijna veertig jaar later werd haar oorlogsdagboek gepubliceerd, onder de titel Het verstoorde leven. Saul van Messel, pseudoniem van Jakob (Jaap) Meijer, wordt in Amsterdam opgeleid tot rabbijn en gaat geschiedenis doceren. Eén van zijn leerlingen is Anne Frank. Het gezin Meijer overleeft het concentratiekamp Bergen-Belsen en in de jaren na de oorlog wordt Meijer bekend als historicus, neerlandicus en dichter.

In 1942 werd het merendeel van de vijfhonderd Winschoter joden in nog geen twee en een halve maand tijd gedeporteerd. Zij moesten zich verzamelen in de Langestraat of bij het gymnastieklokaal van de kweekschool. Daar wachtten zij op de trein naar Westerbork. Toen Saul van Messel in de trein langs Winschoten richting het oosten reed, dacht hij aan zijn vader. 

die leste traain dij mie bie winschoot langs noar schanze ridt
lag onder dizze zulde locht
mien jongestied
dag dode pabbe doe ligst hail dicht bie
woarhèn goan wie

uit: ‘BIE LANGS – 15-2-1944’

Liesel Aussen

Ook het kleine meisje Liesel Aussen is één van de weggevoerde Joden. Ze was in 1936 geboren in Leer en toen haar vader haar aan wilde geven bij de burgerlijke stand, keurde de nationaalsocialistische ambtenaar de naam ‘Liesel’ af omdat het ‘te Duits’ klinkt. Na een politieke kwestie mag Liesel gewoon Liesel heten. In nazi-Duitsland krijgt de familie te maken met veel anti-Joodse maatregelen en emigreert de familie in 1938 naar Winschoten. Maar ook aan het bezette Nederland ontkomt de familie Aussen niet aan deportatie. Na hun deportatie was Liesels vader nog een tijdje lid van de kamppolitie in Westerbork, maar uiteindelijk is het hele gezin vergast in Sobibor.