Oorlog in Ganzedijk, door kinderogen

In de ogen van een kind is de oorlog soms onbegrijpelijk, soms een avontuur en soms heel beangstigend. Jan Wolthuis was acht jaar toen zijn dorp, Ganzedijk, werd bevrijd. Zijn levendige herinneringen heeft hij opgeschreven.

De jeugdherinneringen van Jan Wolthuis

Jan Wolthuis (1937) woonde gedurende de oorlog in Ganzedijk. Hij heeft zijn eigen kinderherinneringen en die van zijn ouders opgeschreven en voorzien van tekeningen. Een paar korte passages:

Vliegtuigen

Soms trekken er meer dan dan honderd vliegtuigen tegelijk over, zwaar beladen. De Duitsers schieten er met kanonnen op. Dat gebeurt vaak 's nachts. Mijn zusje en ik worden er niet meer wakker van. Maar Moeder haalt ons uit bed. We moeten in een hoekje van de kamer zitten, bij de piano. Daar schijnt het het veiligst te zijn. Wij protesteren hevig als we weer uit bed moeten. Maar Moeder is onverbiddelijk.

Onverduisterd...

Vader heeft de gewoonte om de krabben die hij in zijn netten vangt bij het vissen mee te nemen naar huis om te voorkomen dat hij ze nog eens in zijn netten krijgt. Thuis trapt hij ze kapot en de kippen pukken de brij die eruit komt op. Soms blijft er wat liggen. Als de maan dan gaat schijnen, straalt de fosfor die erin zit licht uit. En geen beetje! Mijn moeder is dan doodsbang dat de vliegtuigen het zien en er een bom op laten vallen...

'Gefordert'

Mijn vader en moeder hebben beiden een goede fiets. Die moeten worden ingeleverd. Maar dat wordt toch wel al te gek. Goede raad is duur, twee oude fietsen niet. Vader koopt er twee die nog net willen rollen en meer ook niet. Omdat er geen luchtbanden meer te koop zijn, worden er repen autobanden om de velgen gelegd, vastgezet met een ijzeren haak. Deze veren niet, zoals een luchtband. Daarom rammelt zo'n fiets zodanig dat je hem op honderden meters afstand al kunt horen aankomen. Onder het genot van dit lawaai, waarbij je flink door elkaar wordt wordt geschud, gaan mijn ouders richting gemeentehuis. De fietsen worden daar bekeken en te licht bevonden: afgekeurd. Wel krijgen ze een bewijs mee dat ze hun fietsen 'voor het goede doel' hebben aangeboden. Thuis gekomen worden de fietsen uitgeleend aan de buren. Ook zij maken de rit heen en terug. De truc slaagt ook nog een derde keer, maar daarna trappen de Duitsers er niet meer in: de fietsen zijn te bekend geworden. Ze worden 'gefordert'. Mijn vaders goede fiets wordt bij opa onder het hooi in de schuur gestopt. Mijn moeders fiets vindt een stekkie onder een tafelkleed in de voorkamer, camouflage. Mijn fietsje is te klein. Daar kan zelfs een rotmof niet op naar Duitsland vluchten.

'Davy died here' – tekening van Jan Wolthuis
'Davy died here' – tekening van Jan Wolthuis

Schoolreis

Hoera! We gaan op schoolreis! Naar de dierentuin in Emmen. Op een boerenwagen, waarop rijen stropakken zijn geplaatst, gaan we naar Winschoten. Daar stappen we over op de trein. Helaas gaat onze weg niet over rozen. Onderweg stopt de trein en alle reizigers moeten uitstappen. Er zijn Engelse vliegtuigen gesignaleerd. Als ze een trein zien, schieten ze hem kapot, zodat de Duitsers hem niet kunnen gebruiken voor oorlogsdoeleinden. Als er na een half uur nog geen vliegtuig is op komen dagen, wordt de trein weer onder stoom gebracht en mogen we weer instappen. Op naar de dierentuin. We hebben een fijne dag. Maar als we thuis komen, horen we dat er twee vaders die op het land werkten, door Engelse vliegtuigen zijn doodgeschoten. Omdat we zo dicht bij de Duitse grens wonen, zijn ze misschien voor Duitsers aangezien. Zo maken de Engelse piloten wel vaker vergissingen, maar vrouw Schuur en vrouw Alles moeten hun kinderen verder wel alléén grootbrengen. 

Vondst

Na de bevrijding spelen we overal. De Duitsers hebben een brug opgeblazen. Er is een enorm gat in de weg geslagen dat vol water is gelopen. Je kunt er prachtig zwemmen. Mijn zusje duikt naar de bodem. Ze voelt iets en komt ermee naar boven. Het blijkt een Duits been te zijn met de laars er nog aan.