Een zwarte maandag in Trimunt

Boomstammetjes op de weg. Dat was de reden dat een vrachtwagen bouwmaterialen de Duitse radarstelling ‘Löwe’ te laat bereikte. Een patrouille ging op pad om het obstakel op te ruimen. Maar even later lagen er wéér stammetjes op de Haarsterweg tussen Marum en Frieschepalen. Vanaf toen volgden de gebeurtenissen elkaar in snel tempo op, om uiteindelijk gruwelijk uit de hand te lopen. Maandag 3 mei 1943 zou een inktzwarte dag worden.

De sfeer tijdens de eerste meidagen van dat jaar was gespannen. Op 29 april was bij de Stork-fabriek in Hengelo een staking uitgebroken, nadat bekend werd dat Nederlandse militairen weer in krijgsgevangenschap zouden worden gevoerd om daarna in de Duitse oorlogsindustrie tewerkgesteld te worden. Vanuit Twente breidde de werkonderbreking zich als een olievlek uit over het land.  

Ook in Groningen werd gestaakt. Dit eerste landelijke protest staat bekend als de April-meistaking, maar ook als Melkstaking. Die laatste term maakt al duidelijk wie daaraan vooral deelnamen. Melkrijders lieten hun auto staan, boeren gooiden hun melkbussen leeg in de sloot. 

Klompen

De boomstammen op de Haarsterweg waren misschien neergelegd om melkwagens te hinderen. Of gewoon uit baldadigheid – niemand die het weet. Maar voor de commandant van de Duitse patrouille was het feit serieus genoeg om een daad te stellen. Hij liet zijn soldaten eerst bij de boerderij van Eeuwe de Jong daar aanwezige mannen oppakken, daarna nog eens een aantal  bij de boerderij van Andries Hartholt, even verderop. De groep van uiteindelijk zestien arrestanten – onder wie een dertienjarige jongen, Steven van der Wier – werd naar de Duitse radarstelling gebracht en daar vastgehouden in het wachtlokaal. De mannen trokken bij de deur keurig hun klompen uit. 

Mechels

Het incident had nog met een sisser kunnen aflopen. Maar juist op dat moment arriveerde majoor Johann Mechels van de Ordnungspolizei bij de radarstelling. Hij was er vanuit Groningen met overvalwagens op uit gestuurd om in het Westerkwartier orde op zaken te stellen. In Marum schoten zijn manschappen op samengeschoolde stakers. Daarbij bleef de 29-jarige Andries Sikkinga dood op straat achter. 

Na kort informatie te hebben ingewonnen, besloot Mechels een drastische daad te stellen. De Marumer gevangenen werden naar buiten geleid, richting een klein heuveltje op het terrein. Een mitrailleur werd in gereedheid gebracht. Kort daarop klonken de eerste schoten.  

Verslagen van ooggetuigen ontbreken, maar waarschijnlijk werden de mannen in groepjes van vier doodgeschoten. Een daarvan bestond waarschijnlijk uit vader Andries Hartholt en zijn zoons Albert, Dirk en Hendrik. Het verhaal gaat dat één van de gevangenen nog tevergeefs probeerde te ontkomen maar op de kortstondige vlucht door dodelijk door de kogels werd getroffen. 

De volgende dag stond een bekendmaking in de kranten, ondertekend door Hanns Albin Rauter, het hoofd van de SS in bezet Nederland:

‘In een provincie in het noorden van het land verzetten zich marxistische elementen onder de plattelandsbevolking tegen het ordenende ingrijpen der politie. In overeenstemming met de bepalingen van het politiestandrecht maakte deze gebruik van de wapens en schoot degenen die actieve tegenstand boden, neer.’

Na de oorlog

De familie van de slachtoffers bleef nog jaren onwetend over wat er met de lichamen van hun geliefden was gebeurd. De nabestaanden ontvingen een briefje met de mededeling '...de teraardebestelling heeft plaats gevonden doch de plaats daarvan kon niet worden bekendgemaakt.’ Op aanwijzing van een oplettende buurtbewoner werden ze uiteindelijk op 30 november en 1 december 1945 teruggevonden in een massagraf in het natuurgebied Appèlbergen bij Glimmen. 

Mechels werd na de oorlog veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. In 1954 kwam hij al vrij om daarna weer carrière te maken bij de politie.