‘Dit is mijn daddy’ – Bevrijdingskinderen

Bijna zestig jaar liep Robert Hope Poole uit Kelowna in British Columbia rond met een groot geheim. Pas onlangs op zijn sterfbed maakte hij zijn vrouw en drie dochters er deelgenoot van. Poole onthulde dat zijn verblijf als kapitein bij het Canadese regiment British Columbian Dragoons in 1945 in Noord-Nederland en met name in Veendam niet zonder gevolgen is gebleven. Hij werd er vader van een bevrijdingskindje. Zijn familie is er nu naar op zoek.’

Canadese militairen met Groningse jonge vrouwen in de Kleine Raamstraat. Foto Persfotobureau Folkers, Groninger Archieven
Canadese militairen met Groningse jonge vrouwen in de Kleine Raamstraat. Foto Persfotobureau Folkers, Groninger Archieven

Het artikel dat in 2004 in het Dagblad van het Noorden stond, had binnen no time al resultaat. De 58-jarige Bonnie zag de afgebeelde foto en wist het toen – in combinatie met alle haar bekende verhalen – zeker: ‘Dit is mijn daddy’.

Babyboom

De geboortegolf in het jaar na de bevrijding is opmerkelijk te noemen. We danken er het woord babyboom(er) aan. In 1946 werden 284.000 kinderen geboren. Ter vergelijking: dat waren er zo’n 100.000 meer dan in het eerste oorlogsjaar. Opvallend is ook de toename van het aantal ‘buitenechtelijk’ verwekte borelingen. In 1940 waren dat 2365, in 1946 meer dan 7000. 

Voor een deel ging het hier om een uitgestelde kinderwens. De oorlogsjaren waren nu eenmaal geen optimale omstandigheid voor gezinsuitbreiding. Daarnaast leidde de uitbundige feestvreugde na de bevrijding ook tot momenten van onvoorzichtigheid. Eufemistisch uitgedrukt: ‘ongelukjes’. Daarin hadden de bevrijders zeker een aandeel.

Hengselmandje

De jonge bevrijders met hun exotische uniformen oefenden een grote aantrekkingskracht uit op pubers die een deel van hun jeugd verloren hadden door de oorlog. De – soms al te vrije – omgang van Groningse meisjes met Canadezen gaf aanleiding tot zorgen over ‘onzedelijkheid’. Een Stadjer schreef in 1945: 

‘Men kan geen straat passeren of men ziet wel een Groningsch meisje als een hengselmandje aan de arm van een Canadees hangen. Bij de gebouwen waar de Can. zijn ondergebracht ziet men zwermen van meisjes rondhangen en heulen met de Can. In dit opzicht is er dus niets veranderd. Waren het negers of boschjesmannen geweest die ons bevrijd hadden, ze hadden het ook gedaan.’ 

Kranten zwaaiden daarom volop met een waarschuwende of vermanende vinger, kerken verspreidden een gemeenschappelijke circulaire gericht op de ouders. Een brochure die in juli 1945 in Veendam in omloop was, repte zelfs van ‘grote gevaren’ en deed de oproep ‘Behoedt Uw kinderen. Het gaat om hun naam, hun eer, hun gezondheid, maar bovenal om het heil van hun ziel.’

Geen opgetrokken neuzen

Het waarschuwen voor, en zwart maken van de Canadezen had ook iets dubbelzinnigs – ze hadden tenslotte wél ver van huis hun leven gewaagd voor onze vrijheid. Dat besef leek gelijkelijk te ontstaan. In de loop van de zomer sloeg een aantal kranten tenminste een gematigder toon aan. Zo schreef het katholieke dagblad Ons Noorden:

‘Als je nu eens zo’n jongen – dikwijls na aarzelen, kuchen en schutteren – je achteroploopt en beleefd vraagt of je nog ver moet, steek dan niet direct je neus in de lucht – soldaten zijn nu eenmaal niet conventioneel. Hij is alleen en wil eens een praatje maken. Soms wil hij meer, maar we zien gauw wat voor vlees we in de kuip hebben en kunnen onze houding daarnaar regelen. Blijkt hij geen gentleman te zijn, zeg hem dat en laat hem dan staan (…) Sluit je vriendschap neem dan zo’n soldaat mee naar huis, stel hem voor aan je ouders en bezorg hem huiselijke avonden (…) Geen laf geflirt en gehang in jeeps, om van erger nog niet te spreken. Maar ook geen opgetrokken neuzen.’

Schip met uniformen

Hoeveel bevrijdingskinderen uit relaties met bevrijders werden geboren, is niet met zekerheid te zeggen. In de naoorlogse jaren werd gegrapt dat bij een volgende oorlog de Canadezen tenminste geen soldaten naar Nederland hoefden te sturen: een schip met uniformen zou dan wel genoeg zijn … Maar dat beeld is zwaar overtrokken. 

Schattingen gaan uit van ongeveer vijf- tot achtduizend bevrijdingskinderen. De geboorten waren ook niet allemaal buitenechtelijk. Wanneer dat wel het geval was, kostte het later flink wat moeite om vermoedelijke vaders in Canada op te sporen. De Canadese overheid verleende hieraan geen medewerking en schermde de veteranen af. Omgekeerd gingen vaders natuurlijk ook op zoek naar hun kinderen. Soms dus met succes.

Een Canadese militair is in de Oude Boteringestraat in Groningen in de Stad in gesprek met een Groningse. Let op het aanplakbiljet links, waarop nog een optreden van NSB-leider Anton Mussert staat aangekondigd. Collectie Groninger Archieven / OVCG.
Een Canadese militair is in de Oude Boteringestraat in Groningen in de Stad in gesprek met een Groningse. Let op het aanplakbiljet links, waarop nog een optreden van NSB-leider Anton Mussert staat aangekondigd. Collectie Groninger Archieven / OVCG.