De Rijksuniversiteit tijdens de oorlog

Was de universiteit in Groningen een bolwerk van nazi's en NSB'ers? De universiteit bleef, anders dan vele andere, de gehele oorlog open. Fanatiek pro-Duitse rectores magnifici zwaaiden de scepter en de collegebanken en het docentenbestand werden zonder protest gezuiverd van 'Joodse elementen'.

Het academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen
Het academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen

Een pro-Duitse Groninger universiteit?

De provincie Groningen kreeg vanaf juni 1940 de Duitser Hermann Conring als bestuurder toegewezen. Deze had naar eigen zeggen een speciale band met Groningen omdat zijn familie hier had gestudeerd. Dit zorgde ervoor dat hij zich extra inspande om de universiteit zoveel mogelijk gelijk te schakelen, wat inhield dat de onderwijsinstelling van boven tot onder werd gezuiverd van niet-nazistische personen en ideeën en een totalitaire, dictatoriale leiding kreeg. Conring kreeg alle steun van de Sicherheitsdienst, die zich hier, anders dan in andere universiteitssteden, volop bemoeide met het hoger onderwijs.

Sluiting?

Groningen vreesde al voor de oorlog als kleine en verre universiteit voor opheffing. Vooral de angst dat een eenmaal gesloten universiteit niet snel meer open zou gaan, maakte dat de bestuurders lang meebogen met de steeds dwingendere eisen van de bezetter, zelfs als die medewerkers en studenten het leven kostten. Sterker, het open houden leek ook ruimte te bieden voor 'de ideale universiteit' waarover menigeen in die jaren nadacht.

Joden

Groningen werd gezien als een kleine provinciale universiteit met een sterke binding met het volk. De Groot-Germaanse gedachte zou hier, volgens de bezetter, gemakkelijker aansluiting vinden dan bijvoorbeeld aan de meer ‘rode’ universiteit van Amsterdam. De universiteit bleef gedurende de hele oorlog open, ook na het ontslag van Joodse docenten en medewerkers in november 1940. In Groningen werd niet gestaakt en nauwelijks geprotesteerd. 

De Joodse rechtsfilosoof en hoogleraar Leo Polak was toen al naar Sachsenhausen gedeporteerd, waar hij in december 1941 overleed. Hij was in 1940 op non-actief gesteld, maar werd in februari 1941 gearresteerd door verraad van de pro-Duitse rector magnificus J.M.N. Kapteyn, die doorgaf dat Polak de Duitsers 'vijanden' had genoemd. Kapteyn ging in 1944 met emeritaat en werd opgevolgd door de nog fanatiekere NSB'er en hoogleraar anatomie Herman M. de Burlet. De Burlet was in 1943 lid van de onderzoekscommissie naar het 'bloedbad van Katyn' in Polen. Na de oorlog werkte hij tot aan zijn emeritaat in 1953 voor de universiteit van Philadelphia.

Protest

Er was weinig protest tegen de Duitse maatregelen op de Groningse universiteit zelf, maar de meeste studentenverenigingen hieven zichzelf in november 1941 wel op, uit protest tegen het Duitse verbod voor joden om nog langer lid te zijn. Studeren kon echter nog gewoon. Totdat de studenten in het voorjaar van 1943 voor het blok werden gezet met het ondertekenen van de loyaliteitsverklaring. Negentig procent van de studenten weigerde, met als gevolg dat ze moesten onderduiken of te werk werden gesteld in Duitsland. Individuele studenten rolden in het verzet. Reint Dijkema, Anda Kerkhoven, Pieter Gootjes en Henriëtte Polak, dochter van Leo Polak zijn bekende namen van studenten die het opnamen tegen de bezetter. Zij werden allen vermoord door de nazi's.

Gezuiverd

Na de oorlog was de universiteit van Groningen de eerste die weer open ging, ondanks kritiek op de houding van de universiteit, die later 'slap' werd genoemd. Studenten die zich aanmeldden, werden eerst gecontroleerd door een 'zuiveringscommissie'. Wie de loyaliteitsverklaring van 1943 had ondertekend, mocht enkele maanden tot tweeëneenhalf jaar niet studeren. 

 

Bronnen:
Klaas van Berkel, Academische illusies. De Groningse universiteit in een tijd van crisis, bezetting en herstel, 1930-1950

Martijn van Calmthout, 'Hoe Groningen meeboog met de Duitse bezetter', De Volkskrant, 28 mei 2005
https://www.rug.nl/news/2005/04/045_05