De broers Sleutelberg – Vermoord met de bevrijding in zicht

Eind april 1945 trokken Duitse soldaten een kast open op de boerderij van de familie Dijkema aan de Geefsweersterweg tussen Delfzijl en Meedhuizen. In plaats van eten of burgerkleding – om daarmee vermomd de grens te kunnen oversteken – treffen ze twee Joodse onderduikers aan. De ongetwijfeld doodsbange mannen waren Lazarus en Meijer Sleutelberg. 

Tot hun onderduik werkten de ongetrouwde broers in de slagerij van hun vader aan de Koestraat in Farmsum. Terwijl een groot deel van de Joodse bevolking van Farmsum en Delfzijl vanaf maart 1942 werd weggevoerd, mocht de familie Sleutelberg vooralsnog thuis blijven. Als gevolg van een beroerte was vader Borach deels verlamd en de Delfzijlster arts Dubbelinga en dominee Van Vlier wisten de Duitse autoriteiten ervan te overtuigen dat hij in deze conditie niet vervoerd kon worden. 

Onderduik

Het jaar uitstel van deportatie was begin maart ’43 bijna verstreken. Beide broers besloten toen onder te duiken, ondanks de zorgelijke toestand van hun vader. Moeder Sleutelberg bleef bij haar man. Diezelfde maand nog werd het echtpaar gearresteerd. Vader Borach stierf twee dagen na aankomst in het Kamp Westerbork, moeder Judikje werd na aankomst in Sobibor begin april meteen vergast.

Lazarus en Meijer vonden onderdak op wisselende adressen in de omgeving. Uiteindelijk belandden ze bij de familie Dijkema. Daar leken ze in de tweede helft van april 1945 de bevrijding tegemoet te gaan. Over de Geefsweersterweg trokken Duitse soldaten zich voor de oprukkende Canadezen uit terug richting de zwaar verdedigde havenstad Delfzijl, een laatste obstakel richting Duitsland.

Ontdekking en moord

Een groepje Duitse soldaten op rooftocht besloot ineens de boerderij te doorzoeken. Meijer en Lazarus hadden geen tijd meer om hun schuilplaats in de schuur te bereiken. Ze besloten zich daarom te verbergen in een kast – met de al genoemde fatale afloop.  

De soldaten namen de broers mee naar het kantoor van de Sicherheitsdienst in Delfzijl, evenals Jantje, de dochter van boer Dijkema. Zij werd na een dag vrijgelaten, Meijer en Lazarus bleven vast zitten.  

In de nacht van 24 op 25 april 1945 voerden de SD’ers August Neuhäuser en Siert Bruins de mannen mee in een auto. Op een onbekende plek moesten Lazarus en Meijer vervolgens hun eigen graf graven, waarna ze doodgeschoten werden. 

Processen

De Nederlandse SD’er Siert Bruins, in 1921 geboren in het Westerwoldse Weite, werd na de oorlog veroordeeld tot de doodstraf. Dat gebeurde bij verstek, omdat hij op een van de laatste oorlogsdagen met een boot vanuit Delfzijl naar Emden had weten te ontkomen. Door een wet uit 1943 werd hij daar als SS’er automatisch staatsburger van Duitsland, en dat land leverde geen eigen ingezeten uit… 

Pas in 1979 werd Bruins door een Duitse rechtbank veroordeeld voor de moord op de broers Sleutelberg, net als Neuhäuser. Ze kregen zeven jaar celstraf, waarvan Bruins er vijf uitzat. Eind 2013 werd hij weer vervolgd, dit maal voor de moord op de Oosterwijtwerder verzetsstrijder Aldert Klaas Dijkema in 1944. De rechtbank in het Duitse Hagen staakte echter het proces zonder tot een oordeel te komen. Bruins overleed in 2015.

Zwijgen

De SD’er bleef altijd zwijgen over de laatste rustplaats van de broers Sleutelberg, van wie de lichamen nooit zijn gevonden. Vermoedelijk werden ze doodgeschoten in de omgeving waar nu de Farmsumerhaven ligt, vlakbij de Joodse begraafplaats. 

Bij het laatste proces tegen Bruins was ook een familielid van de broers aanwezig. Hij vertelde tegen een journalist van het Dagblad van het Noorden:

‘Mijn schoonmoeder was de zus van Meijer en Lazarus. Ze bewaarde tot aan haar dood de kleren van die jongens. Mooie kostuums. Ze dacht: als ze terugkeren dan hebben ze in elk geval hun kleren nog. Ze overleed in 1997. Toen heb ik die kleren weggedaan.’

Siert Bruins komt in 1979 aan in het gerechtsgebouw van Hagen, West-Duitsland. Foto Koen Suyk, collectie Nationaal Archief / Anefo
Siert Bruins komt in 1979 aan in het gerechtsgebouw van Hagen, West-Duitsland. Foto Koen Suyk, collectie Nationaal Archief / Anefo