Deze woorden van de SS’er Henk Feldmeijer, uitgesproken op 27 april 1944 bij de begrafenis van Jan Luitje Keijer op het Esserveld in Groningen, waren geen grootspraak. Dat hadden de inwoners van Bedum en omringende dorpen de dagen ervoor aan den lijve ondervonden.
Liquidatie
Wat die gevolgen konden zijn, illustreert de nasleep van de aanslag op Jannes Luitje Keijer. Deze politieagent ging op zaterdagavond 22 april 1944, na een borrel bij een kennis te hebben gedronken, naar het station van Bedum om daar de trein terug naar Groningen te nemen. Daar aangekomen werd hij getroffen door tien kogels, afgevuurd door twee leden van een Knokploeg die hem opwachtten. ‘Hij riep nog om zijn moeder’, vertelde een ooggetuige later. De politieman overleed nog diezelfde avond op de operatietafel van het Academisch Ziekenhuis.
Omdat Keijer jacht maakte op onderduikers, was door de top van het verzet besloten hem te liquideren. De kennis bij wie de foute politieman zijn laatste avond doorbracht, was Cor Stolwijk. Voor de buitenwereld NSB’er, in werkelijkheid dubbelspion. Stolwijk liet het verzet weten dat Keijer ondergedoken Nederlandse militairen in Bedum en omgeving op het spoor was.
Achteraf
‘Je hebt een beslissing genomen, op dát moment was die beslissing goed. En dan kun je niet meer zeggen: was het wel goed, of was het niet goed? Want dat is achteraf praten.’ Zo keek Siet Gravendaal-Tammens, lid van de vezetstop later terug op de afweging om gevaarlijke collaborateurs als Keijer te liquideren. Ondanks de mogelijke gevolgen van zo’n actie.
Die gevolgen lieten niet lang op zich wachten. De Duitsers reageerden furieus op de aanslag op Keijer. In Bedum werd aannemer Jannes Wiebe Formsma, wiens zoon verdacht werd van de liquidatie, opgepakt. Op de 23e april werd hij doodgeschoten bij de garage van het Scholtenhuis aan het Martinikerkhof in Groningen. Hij zou het eerste dodelijke slachtoffer van de Duitse vergeldingsmaatregelen zijn.
Wraak
Zoals al eerder zetten de Duitsers ook nu Aktion Silbertanne in werking: voor elke door het verzet geliquideerde collaborateur werden enkele Nederlanders omgebracht die als anti-nationaalsocialistisch bekend stonden. Hun namen stonden op een lijst gemarkeerd met het symbool voor een sparrenboom, vandaar de naam Silbertanne. De vergeldingsmoorden werden uitgevoerd door Nederlandse SS’ers, met medewerking van de Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei Groningen. De sluipmoordenaars die in de nacht van 24 op 25 april op pad gingen, troffen dominee H.L. Lieve niet thuis – in zijn plaats werd Hendrik Heys, hoofd van de christelijke lagere school, doodgeschoten. Riekus Pot, leider van het distributiekantoor in Stedum, en diens vader werden eveneens onder vuur genomen maar overleefden de aanslag.
Bij daglicht begonnen de razzia’s. Zo’n duizend Duitse militairen omsingelden in de vroege morgen van 25 april de dorpen Bedum, Middelstum, Stedum, Winsum en Zuidwolde. Daar werden 148 jonge mannen opgepakt, niet alleen inwoners van de genoemde dorpen maar ook toevallige buspassagiers op doorreis. Vijf mensen werden ter plekke doodgeschoten. Van de gevangenen belandden er uiteindelijk 140 via het Kamp Amersfoort in Duitse kampen. De ontberingen daar overleefden 22 van hen niet.